Deel 9 (Slot) Het onvermijdelijke einde
Tekst door Herman van Woerkens 2022
Op vakantie naar Oostenrijk
Nadat mijn ouders met Opa de Waal naar Oostenrijk waren geweest was het onze beurt om kennis te maken met de herkomst van mijn moeder. De familie daar wilde natuurlijk dolgraag de kinderen zien van mijn ouders. In 1958 gingen we er voor de eerste keer naar toe. Ik kan het me nog heel goed herinneren. Drie lange dagen in de auto. Nieuwe belevenissen. Voor de eerste keer over de Duitse Autobahnen, onderweg slapen in hotels of Gasthöfe onder dekbedden, bergtoppen met sneeuw in de zomer, alpenweiden met koeien met bellen, maar ook geld wisselen, een andere taal en andere eetgewoonten. Allemaal nieuw, maar razend spannend!
Zo hebben wij de familie van mijn moeder goed leren kennen tijdens de vele jaren, waarin wij op vakantie naar Oostenrijk zijn geweest. Haar moeder, die wij ‘Omi’ noemden, was inmiddels bedlegerig en ziek. Ze werd verzorgd door haar jongste dochter Erika, die in 1947 was getrouwd, maar inmiddels weer alleenstaand was, en die samen met haar moeder en haar zoon inwoonde bij haar oudste stiefzus Anna en haar man in een groot huis. Wel hing er altijd een geheimzinnig sfeertje rondom de bezoeken. Mijn ouders spraken dan in een apart kamertje met ‘Omi’ en wij zagen haar nauwelijks. Waarschijnlijk was dat om ons niet te belasten met al te grote emoties. Ook was de tegenstelling tussen de plaats in het grote huis waar moeder en dochter verbleven en de rest van de familie erg groot. Anna en haar man bewoonden samen met een van hun getrouwde zoons en zijn vrouw het grootste deel van het huis. Zij hadden voldoende ruimte, zodat we daar de eerste jaren mochten logeren.
Broer Hans woonde in een mooi vrijstaand, door hem zelf gebouwd huis in een aangrenzend dorp. Bij hem voelde wij ons altijd erg welkom en was de sfeer ontspannen. Hij had twee kinderen. Van zijn dochter hebben wij in 1963 de bruiloft meegemaakt. Broer Franz had een Spar-winkeltje, dat hij samen met zijn vrouw en dochter runde in weer een ander dorpje. Rond 1960 is hij teruggegaan naar Duitsland. Zus Hildegard woonde aanvankelijk aan het station in Ternitz, omdat haar man, met wie ze in 1951 was getrouwd, werkzaam was bij de ÖBB (spoorwegen). Daarna verhuisden ze naar een appartement in Wiener-Neustadt. Zij zijn vanaf de jaren zestig bijna jaarlijks bij ons in Nederland op bezoek geweest, omdat ze vanwege het werk van mijn oom vrij reizen hadden.
Het afscheidnemen
In de loop van de jaren 50 ging de gezondheid van de vader van Juffrouw Guinée sterk achteruit. Hij werd ‘kinds’, zoals de ziekte dementie destijds werd genoemd, en had steeds meer verzorging nodig. Hij overleed in 1960. Na zijn dood onderging het huis een kleine verbouwing, om het meer geschikt te maken voor mijn opa en oma, die inmiddels ook op leeftijd kwamen. De voormalige kamer van de heer Guinée werd omgebouwd tot grote slaapkamer en voorzien van een ingebouwde douche met stromend warm en koud water. Een enorme luxe, want op de verdieping was geen stromend water.
De ouders van mijn vader verhuisden in het voorjaar van 1962 naar een nieuw verzorgingstehuis in Heiloo bij Alkmaar. Gezien hun hoge leeftijd was het beter dat ze verzorgd zouden worden en dichterbij kwamen wonen. Hoewel niet van harte stemden ze er uiteindelijk toch in toe. Ze kregen er een eigen appartement. Het nieuwe verzorgingstehuis bevond zich aan het station in het dorp, zodat mijn opa van de treinen kon blijven genieten. De moeder van mijn vader overleed daar in 1965.
Op 20 januari 1964 gingen we met de hele familie naar Ovezande voor het gouden huwelijksfeest van Opa en Oma de Waal. Het feest werd gevierd in de Sint-Agnes Huishoudschool.
Mijn ouders verhuisden in 1969 naar een vrijstaande nieuwbouwwoning in Alkmaar. In datzelfde jaar ging ik voor de eerste keer zelf met een schoolvriend met de trein op vakantie naar Oostenrijk. Een lange reis van 17 uur van Amsterdam naar Wenen. Daar werden we opgewacht door mijn oom en tante Hildegard, bij wie we de eerste dagen zouden logeren. Daarna kampeerden we bij een boer met ons tentje. Als dank hielpen wij hem met het binnenhalen van de oogst.
Dat was voor mij de eerste keer dat ik ‘omi’ in levende lijve ontmoette. Een zieke oude fragiele vrouw. Het zou tevens de laatste keer zijn. Ook aan de rest van de familie werd uiteraard een bezoek gebracht.
Een jaar later werd mijn opa op Ovezande ziek. Hij overleed op 4 juli 1970. Zijn uitvaart en de condoléances werden druk bezocht en geheel volgens de wil van de overledene werd er in de dorpsherberg aan het Kerkplein een borrel gedronken en met de familie gegeten. Vanaf dat moment bleven mijn oma en juffrouw Guinée achter in het huis aan de Dreef. Of het zo moest zijn kwam een maand later de moeder van mijn moeder te overlijden. Ze werd 86 jaar. Een zware tijd voor mijn moeder. Bij het bezoek van mijn oom en tante het volgend voorjaar aan mijn ouders in Alkmaar kwam de man van zus Hildegard bij ons thuis te overlijden. Mijn moeder en haar zus reisden snel naar Oostenrijk om de begrafenis te regelen, terwijl mijn vader er in de tussentijd voor zorgde dat het lichaam werd vrijgegeven voor transport. Zodra dat was geregeld ging hij samen met mijn oudste zus met de auto naar Oostenrijk voor de begrafenis.
In de jaren daarna kregen de vakanties steeds vaker een andere bestemming. Zus Hildegard is nog jaarlijks alleen bij mijn ouders op bezoek geweest. En ook zus Anna is nog enkele keren in Alkmaar langs geweest, wanneer zij met een vakantiereis in de buurt was. Haar man was inmiddels ook overleden.

Op 1 september 1971 bereikte Juffrouw Guinée haar pensioen en nam na 45 jaar afscheid als onderwijzeres aan de Sint-Aloysiusschool. Als grote verrassing was haar allereerste eerste klas volledig aanwezig bij haar afscheid[1].
September 1971: Juffrouw Guinée geniet van haar afscheid (Eigen foto)
Enkele dagen nadat mijn vader vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd afscheid had genomen van de L.T.B en waar zijn 95 jarige vader trots getuige van was geweest, overleed op 2 december 1973 de pleegmoeder van mijn moeder te Ovezande. En weer stond dit overlijden niet op zichzelf. Mijn vader zijn vader overleed twee weken later. Hiermee kwam een generatie ten einde en werden voor mijn ouders de bezoeken aan Zeeland beperkt tot de verjaardag van Juffrouw Guinée op 1 september.
Mijn moeder onderging in de jaren daarna een grote operatie, waarvan het herstel langzaam verliep en een enorme impact had op haar manier van leven. Haar maag werd weggenomen. Gelukkig kwam ze er ondanks aanpassingen in haar eetpatroon weer goed bovenop, zodat ze samen met mijn vader nog heeft kunnen genieten van een heerlijke oude dag. Met vrienden hebben ze zelfs nog vakanties naar het buitenland gemaakt. Totdat het gezichtsvermogen mijn vader beperkte om auto te rijden.
De laatste keer naar Oostenrijk
In de zomer van 1987 is mijn moeder voor de laatste keer zelf naar Oostenrijk geweest. Ze was door de kleindochter van haar zus Anna uitgenodigd om bij haar huwelijk aanwezig te zijn. Samen met mijn oudste zus en haar man is ze er naartoe gegaan met de auto. Bij die gelegenheid heeft ze voor de laatste keer haar beide zussen gezien. Haar beide broers waren inmiddels overleden.

De gouden bruiloft en het einde van een tijdperk
Op 27 november 1991 vierden mijn ouders in aanwezigheid van kinderen en kleinkinderen hun gouden huwelijksfeest. Vijftig jaar hadden zij samen lief en leed gedeeld. De jaren hierna kwamen ook de anderen te overlijden. Mijn vader zelf overleed in april 1993. Mijn moeder was inmiddels gelukkig weer zover opgeknapt, dat ze zelfstandig thuis kon blijven wonen. Dat was haar grootste wens en heeft ze tot haar dood kunnen doen. Iets waar ze heel blij mee is geweest. De kinderen deden de boodschappen en reden nog jaarlijks op 1 september met haar naar Ovezande voor de verjaardag van Juffrouw Guinée, waar natuurlijk de laatste dorpsroddels werden besproken.

In januari 1994 overleed in Oostenrijk haar oudste zus Anna op 88 jarige leeftijd.
Op 20 november 1997 vierden we met de hele familie en de grootste kleinkinderen het 40 jarig huwelijksfeest van Jo Rijk en Piet Blokker. Jo had meer dan 40 jaar bij mijn ouders gewerkt.

Op 20 april 1999 overleed mijn moeder, na een kort ziekbed, in het ziekenhuis van Alkmaar. Tachtig jaar nadat ze als meisje van 6 jaar naar Nederland was gekomen. Hiermee kwam een einde aan een tijdperk. Ondanks haar trieste vroege jeugd heeft ze kunnen terugkijken op een prachtig leven.
Als laatste van de familie overleed in april 2004 haar zus Hildegard. Mijn twee jongste zussen zijn mijn tante tot steun geweest in haar laatste dagen en hebben gezorgd voor een waardig einde. Hilda werd bijna 95 jaar oud en werd bij haar man begraven.
Twee weken later was het de beurt aan Juffrouw Nelly Guinée. Nadat ze nog jaren zelfstandig heeft gewoond op verschillende adressen in Ovezande, is zij op 25 april – de sterfdag van mijn vader in 1993 – op 97 jarige leeftijd overleden in Huize de Kraayert te Lewedorp.
Nawoord
In 2016 heb ik samen met mijn vrouw een bezoek gebracht aan Oostenrijk. Het was voor mij inmiddels bijna 50 jaar geleden, dat ik er voor het laatst was geweest. Tijdens deze vakantie, heb ik de laatste informatie verzameld voor het boek ‘Herinneringen aan mijn ouders’, dat ik in 2020 voor mijn familie heb geschreven over onze ouders. Ook hebben we een bezoek gebracht aan enkele nog levende familieleden. De overledenen hebben we geëerd met een bezoek aan het kerkhof.

Noten:
[1] Provinciale Zeeuwse Courant 03-09-1971- Verslag afscheid Juffrouw Guinée – Krantenbank Zeeland
PS Eventuele reacties op de verhalen over mijn moeder kunnen worden gestuurd aan de Redactie.
Herman van Woerkens
_________________________________________________________________________
Deel 8 Een nieuw begin
Tekst door Herman van Woerkens 2022
Naar Alkmaar
Uiteindelijk werd er een geschikt huis voor het gezin gevonden in Alkmaar aan de Van der Helststraat 5. En in mei 1946 verhuisde het gezin vanuit Zevenbergen naar deze nieuwe en modernere woning. In de zomer van dat jaar raakte mijn moeder weer zwanger en op 21 maart 1947 werd er opnieuw een meisje geboren, mijn derde zus, Loesje. Zij kreeg bij haar doop de namen Louisa Andrea Francisca Maria. Zo werd het gezin al aardig compleet, maar hoewel ik zeker weet dat hij trots was op zijn drie meiden, verlangde mijn vader naar een zoon, een stamhouder.
De Zaadhandel & Zaadteelt van de L.T.B., waarvan mijn vader inmiddels directeur was, richtte zich behalve op zaden ook op de teelt van pootaardappelen en met name de export daarvan. In 1947 kreeg hij zijn eerste auto van de zaak, een degelijke zwarte Ford. Hierdoor werd Zeeland beter bereikbaar, al duurde de reis destijds nog gauw 5 uur. In 1950 werd een grotere huurwoning gevonden in de Emmastraat, zodat het gezin verhuisde. Dit gaf de mogelijkheid om een dienstbode voor dag en nacht in dienst te nemen ter ondersteuning van mijn moeder en de verzorging van de drie opgroeiende meiden. Joanna Margaretha Rijk Md uit Ovezande, die aanvankelijk in het klooster zou gaan, maar zich later had bedacht kwam naar Alkmaar. Zij was een dochter van een van de bakkers in Ovezande. Haar vader was in 1946 overleden en broer Pieter (Pier) zette de zaak voort, geholpen door zijn zussen. Na het overlijden van zijn vrouw, Catharina Remijn, in 1950 heeft hij dit nog een aantal jaren gedaan. Pier hertrouwde uiteindelijk en vertrok uit Ovezande. In de loop van de jaren vijftig is de zaak op de hoek van het Kerkplein en de Nieuwstraat gesloten en afgebroken. Voor moeder, Joanna Pantus, werd een nieuw huis gebouwd aan de Nieuwstraat

van zus Anna
Hernieuwde kennismaking met Oostenrijk
In februari 1951 ontving mijn moeder een schrijven van de gemeente Alkmaar, waarin werd medegedeeld, dat zij de haar in 1945 afgenomen Nederlandse nationaliteit weer terugkreeg. Dit was het sein voor mijn ouders om die zomervakantie naar Oostenrijk te gaan, zodat mijn vader eindelijk kennis zou kunnen maken met de moeder en de rest van de familie van mijn moeder.
In juli gingen ze met hun auto op pad. Voor mijn moeder was het inmiddels 30 jaar geleden, dat ze haar familie had verlaten en erg veel actieve herinneringen aan haar thuisland had ze niet meer. Haar twee zussen en haar jongste broer waren wel eerder in Ovezande op bezoek geweest, maar ook dat was alweer van voor de oorlog. En ja, die oorlog, hoe zat dat nou precies? Moest dat nog onderwerp van gesprek zijn? Het was hun overkomen en ze hadden er geen van allen schuld aan gehad en alleen maar onder geleden. Spannend dus. De reis duurde drie lange dagen, waarin onderweg werd geslapen in hotels of Gasthöfe. Het werd een ontspannen en warm weerzien, waarin heel wat ingehaald moest worden.

Hoe was het de rest van de familie vergaan
De oudste broer van mijn moeder, Johan, had inmiddels al twee grotere kinderen. Hetzelfde gold voor haar oudste zus, Anna. Broer Franz had inmiddels een dochter en was na de oorlog teruggekomen naar Oostenrijk. Hij runde met vrouw en dochter een Spar-winkeltje in een naburig dorp. Jongste zus Hildegard was in april getrouwd. Stiefbroer André (Redy) was als jonge soldaat in de oorlog gesneuveld en stiefzus Erika was in 1947 getrouwd en had onlangs haar eerste kind gekregen. Gelukkig zijn er van het weerzien een aantal foto’s bewaard gebleven. In de oude filmspullen van mijn vader vond ik zelfs nog bewegende beelden. Een dierbare herinnering.

Een jaar later, op 28 maart 1952 werd ikzelf geboren. Mijn vader had eindelijk zijn stamhouder. Toeval of niet ik ben dus precies 9 maanden na het weerzien met Oostenrijk geboren en kennelijk tijdens deze vakantie verwekt! Bij mijn doop ontving ik de namen Hermanus Wilhelmus Cornelis Maria. Mijn roepnaam werd Herman. Juffrouw Guinée en haar neef Wil Guinée (een zoon van haar oudste broer), naar wie ik vernoemd was, werden mijn peettante en peetoom.

En hoe ging het op Ovezand verder
Ook daar was het nodige veranderd. Nadat mijn opa gepensioneerd was en afscheid had genomen als Hoofd der school, bleef hij nog enkele jaren met zijn vrouw wonen in de onderwijzerswoning naast de school. Totdat in 1948 een nieuwe (katholieke) huisarts, Dokter J. Mees ten Oever, naar het dorp kwam, die een woning met praktijkruimte zocht. Op dat moment verhuisde mijn opa en oma tijdelijk naar de huurwoning boven het gemeentehuis. Deze periode gebruikten ze om te zoeken naar een definitieve oplossing. Die werd snel gevonden. De vader van Juffrouw Guinée, die woonde aan de Dreef 15, was eind 1945 zijn tweede vrouw verloren en daarna was zijn dochter Nelly bij hem ingetrokken. Ook zijn andere ongetrouwde dochters uit Tilburg waren vanaf dat moment regelmatig op het dorp te vinden. Verder verbleef hij dikwijls bij de overburen op nummer 10, Piet en Mina de Jonge, broer en zus. Mijn opa stelde voor het huis aan de Dreef van hem over te kopen. Hij zou daar een eigen kamer krijgen en er met zijn dochter mogen blijven wonen tegen kost en inwoning, zodat zijn oude dag goed voorzien was. Zo geschiedde en in september 1948 verhuisde opa en oma naar de Dreef. Dat deze oplossing geen slechte was bleek in de jaren daarna.
Mijn ouders waren op tijd weer terug uit Oostenrijk om op 26 juli 1951 het 25 jarig jubileum mee te maken van Juffrouw Guinée als onderwijzeres aan de Sint-Aloysiusschool. De Dreef hing vol met vlaggen. De jaren na mijn geboorte gingen we enkele keren per jaar op bezoek bij de opa’s en oma’s in Ovezande en Goes. Het bleef een lange reis en ik bracht de terugweg meestal slapend door. Ook kwamen de opa’s en oma’s uit Zeeland op bezoek in Alkmaar, zoals bij de communiefeesten van ons. Vaste gast was bij die gelegenheid ook altijd Pastoor Ulleman, met wie mijn ouders sinds hun komst naar Alkmaar weer contact hadden omdat hij in de buurt woonde en werkte. Vermoedelijk in 1956 zijn mijn ouders in gezelschap van Opa de Waal opnieuw naar Oostenrijk geweest. Of ze in die vakantie ook de familie van mijn moeder hebben bezocht is niet met zekerheid te zeggen, maar mijn opa kennende denk ik dat dit wel is gebeurd.

Op 20 november 1957 trad onze hulp voor dag en nacht, Jo Rijk, op Ovezand in het huwelijk met haar man Piet Blokker. Wij waren met de hele familie aanwezig. Na het huwelijk vestigden zij zich in Warmenhuizen, waar Piet werkte op de kaasfabriek en per boot de melk ophaalde bij de boerderijen in de omgeving. Jo heeft uiteindelijk meer dan 40 jaar bij mijn ouders gewerkt in de huishouding.

(Wordt vervolgd)
_________________________________________________________________
Deel 7 Op eigen benen
Tekst door Herman van Woerkens 2022
Het huwelijk
Na een drukke periode van voorbereiding was het dan op donderdag 27 november 1941 eindelijk zover dat mijn ouders met elkaar in het huwelijk konden treden. Als getuigen traden op pleegvader A.D. de Waal en A.J. Guinée, de vader van Juffrouw Guinée. Nadat op het gemeentehuis van Ovezande het burgerlijk huwelijk was gesloten ging het gezelschap te voet naar de R.K. Kerk voor de kerkelijke inzegening. De plechtige H. mis werd voorgegaan door Pastoor Ulleman met assistentie van Kapelaan Cor van Dongen uit Stoppeldijk, die in de jaren voor hun huwelijk een dierbare vriend van mijn ouders was geworden en van dezelfde leeftijd was. Twee vriendinnen vervulden de rol van bruidsmeisje; Jo Wijk en de jongste zus van Juffrouw Guinée, Johanna Francisca Maria Guinée, die ook ‘Zus Guinée’ werd genoemd. Vanwege de oorlog was er helaas niemand van de familie van mijn moeder bij het huwelijk aanwezig. Wel was de familie in Oostenrijk via de trouwkaart in kennis gesteld van het huwelijk.




Ovezande 27-11-1941: Huwelijksfoto’s van mijn ouders voor de R.K. Kerk met bruidsmeisjes, links Jo Wijk en rechts Zus Guinée (Eigen foto’s). Als laatste de feestgids van het huwelijk (Eigen archief)

Zevenbergen
Mijn ouders betrokken hun huis aan de Noord haven 17 in Zevenbergen. Een maand na hun huwelijk werden ze ingeschreven in het bevolkingsregister en ontvingen ze hun identiteitspapieren.

Al snel leerden ze in hun nieuwe woonplaats vrienden kennen. De goede contacten die mijn vader opbouwde met de boeren in de directe omgeving zorgde ervoor dat het hun niet aan eten ontbrak in tijden van schaarste en kwamen later goed van pas op momenten dat er moest worden ondergedoken of veiligheid moest worden gezocht bij bombardementen. Vanwege de slechte gezondheid van mijn moeder zou het krijgen van kinderen niet vanzelfsprekend zijn, ondanks de vele bezoeken van meneer Pastoor om te vragen ‘of het al zover was?’. In de zomer van 1943 raakte ze tegen alle verwachtingen in toch zwanger van haar eerste kind.


Huis en bureau van mijn vader in Zevenbergen met aan de muur een jeugdfoto van mijn moeder (Eigen foto’s)
De eerste kinderen en een nieuwe toekomst
Op 17 april 1944 werd een meisje geboren, dat werd vernoemd naar de pleegmoeder van mijn moeder en de moeder van mijn vader. Ze kreeg de namen Antoinette Anna Marie. Bij haar doop traden de kinderloze vrienden van mijn ouders als peter en meter op. Uiteraard kwam de familie uit Zeeland over om hiervan getuige te zijn en hun eerste kleinkind te bewonderen. Het dorp Zevenbergen werd op 5 november 1944 eindelijk bevrijd door Canadese en Poolse soldaten. Het had vanwege de ligging in de omgeving van Moerdijk veel te voorduren gehad en was zeker niet ongeschonden uit de strijd gekomen.
Toch was het vertrouwen in een betere toekomst er de reden van dat mijn moeder in de lente van 1945 weer in verwachting raakte. In deze euforie solliciteerde mijn vader begin juni op goed geluk naar een nieuwe functie. Hij had via relaties gehoord dat de directeur van de Zaadhandel en zaadteelt van de NV Handelsraad L.T.B. te Alkmaar op tragische wijze was overleden aan een hartaanval. Als een van de referenties gaf hij zijn schoonvader op, Dhr. de Waal. Die prees hem de hemel in! Op 29 september 1945 ontving mijn vader een telegram, waarin hem werd medegedeeld dat de benoeming in orde was. De grootste uitdaging was nu nog om woonruimte te vinden en dat viel in een tijd van grote woningnood niet mee. Dit betekende dat mijn vader vanaf zijn benoeming per 15 november tot het moment dat er een geschikte woning was gevonden door de week verbleef in een kosthuis in Alkmaar voor ƒ 20,-/maand. In de weekenden kwam hij met de trein naar huis. Ter verlichting van mijn moeder was er inmiddels een hulp voor dag en nacht aangenomen.
Per 1 november ging Meester de Waal met pensioen en ondernam het jonge gezin de reis naar Ovezande. Een goede maand later werd op 14 december een tweede dochter, Anna Louisa Hermina, geboren. In het kader van de grote zuivering verloor mijn moeder bij KB van 17-11-1945, net als alle Duitse en Oostenrijkse inwoners, de Nederlandse nationaliteit die zij bij haar huwelijk had ontvangen.
(Wordt vervolgd)
_________________________________________________________________
Deel 6 Op weg naar een eigen leven
Tekst door Herman van Woerkens 2022
Feestelijkheden op Ovezand (vervolg)
In september 1938 werd op Ovezand, net als overal in Nederland, gevierd dat Koningin Wilhelmina 40 jaar op de troon zat. Voor deze gelegenheid werd het hele dorp uitbundig versierd.

Een jaar later was er ook in Huize de Waal een feest. Op 20 januari 1939 vierden mijn opa en oma hun zilveren huwelijksfeest

(Privé archief)
Van vriendschap naar verloving
Na enkele jaren van vriendschap en ervan overtuigd dat ze hun leven verder samen wilden delen verloofden mijn ouders zich met elkaar. Dat was in 1939.

De familie Guinée
Mejuffrouw Nelly Gerarda Antonia Maria Guinée was in 1926 op Ovezand begonnen als onderwijzeres in de eerste klas aan de Sint-Aloysiusschool. Ze was afkomstig uit Vlissingen, waar haar vader schoenmaker was. Haar moeder was in 1934 overleden en vanaf dat moment verbleef ze veelvuldig in het gezin van mijn opa en oma. Hierdoor leerden de beide families elkaar goed kennen en kwamen regelmatig bij elkaar op bezoek. In 1937 is haar vader hertrouwd. Juffrouw Guinée was op 1 september 1906 te Vlissingen geboren en had nog twee broers en vijf zussen, waarvan de oudste, Wilhelmina, in 1928 was overleden op 18-jarige leeftijd. Haar oudste broer Adrie trouwde in 1926 en haar oudere zus Jo en haar jongste broer Frans trouwden in 1942. Ze bleef zelf evenals haar drie andere zussen, Hermien, Riet en Zus ongehuwd. Terwijl de laatsten hun hele leven samen bleven wonen, aanvankelijk in Tilburg en later in ’s-Hertogenbosch, waar Hermien en Riet werkten bij Vroom & Dreesmann en Zus het huishouden deed, trok Juffrouw Guinée in bij mijn opa en oma.
De mobilisatie van 1939
Mijn vader was bij de algehele mobilisatie van 28-08-1939 opgeroepen. Hij werd in de rang van dienstplichtig sergeant gelegerd in Numansdorp op het fort en ingedeeld bij het onderdeel Infanterie (RI 1-1-1939, 2e sectie). Omdat Nederland zich in 1939 weer neutraal had verklaard en er geen directe dreiging was, betekende dit voor veel soldaten een tijd van verveling, nutteloze werkzaamheden, maar ook van veel plezier onder elkaar. Vanuit zijn legerplaats overlaadde hij mijn moeder met ansichtkaarten, waarop hij in soort afgesproken geheimtaal schreef hoeveel hij wel niet van haar hield.

Een nieuwe baan, een huis en dus een huwelijksaanzoek
Mijn vader kwam regelmatig met verlof en solliciteerde naar een betere functie. Hij zegde zijn baan bij de Firma Ch. P. Serrarens in Goes op en kon per 1 juli 1941 beginnen bij een naamloze vennootschap in Zevenbergen: Het Zaaizaad- en Pootgoedverkoopbureau van de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw N.V. (N.B.M.). Zodra hij in zijn nieuwe woonplaats een huis had gevonden stond niets meer een huwelijksaanzoek in de weg. Enkele maanden later gingen mijn ouders in ondertrouw en begin november konden de trouwkaarten de deur uit.

Bron: Leidsch Dagblad 10-11-1941 – Huwelijksaankondiging van mijn ouders

(Wordt vervolgd)
Deel 5 De jeugdjaren van mijn moeder (3)
Tekst door Herman van Woerkens 2022
Op weg naar volwassenheid
Van lieverlee ontwikkelde mijn moeder zich van een jong meisje tot een jonge vrouw. Dit betekende ook andere interesses. Samen met haar hartsvriendin, Jo Wijk, werden natuurlijk de eerste jongens besproken. Op 6 december 1934 vierde ze haar 21ste verjaardag en werd ze volwassen. Voor deze gelegenheid werd een portretfoto gemaakt met haar pleegouders.

Het werd tijd voor andere dingen, zoals dansles. In die tijd was dit veelal de eerste mogelijkheid om in contact te komen met jongens en nieuwe vriendschappen te sluiten. Wekelijks werd ze door mijn opa naar Goes gebracht, waar bij dansinstituut Corveleijn in de Prins van Oranje, een danszaal en sociëteit aan de Nieuwstraat te Goes, de lessen werden gegeven. Hier leerde ze uiteindelijk ook mijn latere vader kennen.
De jeugdjaren van mijn vader
Mijn vader werd op 7 april 1910 geboren in Rotterdam als enig kind en zoon van Hermanus Andreas van Woerkens en Anna Cornelia de Graaf. Hij werd vernoemd naar zijn opa en kreeg de naam Andreas Johannes. Zijn vader was afkomstig uit Teteringen en zijn moeder uit Princenhage en ze waren op 7 februari 1907 in Teteringen met elkaar getrouwd. De kerkelijke inzegening was in Breda.
Vader was oorspronkelijk smidsknecht van beroep en werkte sinds 1903 in Rotterdam bij het Werkspoor der Nederlandsche Staatsspoorwegen (de voorloper van de NS) als hulpbankwerker. Zijn vrouw kwam na hun huwelijk bij hem wonen. Mijn vader volgde na zijn lagere school een aantal jaren het uitgebreid lager onderwijs en ging, nadat hij in 1926 was geslaagd voor het negende leerjaar, van school. In augustus van dat jaar begon hij als zestienjarige jongen in zijn geboortestad bij de firma Gebr. Vismans, een graanfactors-, veem- en expeditiebedrijf. Hier werkte hij op kantoor als boekhouder en woonde bij zijn ouders thuis. In 1929 solliciteerde hij naar een betrekking in Goes, omdat zijn vader daar door de Nederlandsche Staats Spoorwegen te werk werd gesteld als assistent werkmeester. Het gezin verhuisde naar de Jacoba van Beierenstraat 3 in de buurt van het station en werd op 22-03-1929 ingeschreven in het bevolkingsregister van Goes.

Mijn vader aanvaardde een baan bij de firma Ch. P. Serrarens in Goes, een zaadhandel, graanopslag en -schoonderij. Aanvankelijk in de functie van correspondent, daarna als facturist. In zijn vrije tijd schoolde hij zich verder in boekhouden. In zijn weinige vrije tijd was hij een niet onverdienstelijk tennisser. Ook volgde hij pianolessen. Zijn 18 maanden durende militaire dienstplicht vervulde hij in Nijmegen in de jaren 1930-1931 in de rang van soldaat. Hij zwaaide af in de rang van korporaal.
Goes 08-06-1930: Mijn vader en zijn ouders
De kennismaking tussen mijn ouders
Zoals verteld ontmoetten mijn vader en moeder elkaar voor de eerste keer op de danslessen in Goes, al sloeg de vonk pas later over. De ouders van mijn vader waren na de pensionering van vader vanuit Hoorn weer teruggekeerd naar Goes en betrokken een huis aan de Voorstad 101.

(beiden 5e van links-Eigen foto)
Toch duurde het niet lang tot ze elkaar ontdekten en gevoelens voor elkaar kregen. Zo kwam het moment dat mijn moeder haar nieuwe vriend moest voorstellen aan haar pleegouders. Immers zij wilden weten met wie hun dochter omgang had. Mijn vader kwam op de fiets naar Ovezand om kennis te maken en doorstond met glans zijn ‘examen’. Ook de hartsvriendin van mijn moeder was zeer gecharmeerd van haar nieuwe vriend. Zo groeiden mijn ouders steeds meer naar elkaar toe en legde mijn vader steeds vaker de fietstocht tussen Goes en Ovezand af. Tot het moment waarop ze zich met elkaar gingen verloven. Dat was in 1939 en zal uiteraard in goed overleg zijn geweest met de in 1936 op Ovezand benoemde nieuwe pastoor Hendrikus Ulleman.
Feestelijkheden op Ovezand
Ovezand had in 1936 zowel een nieuwe pastoor als een nieuwe burgemeester gekregen. De laatste was de heer Mr. Dr. Aloys Joan Joseph Maria Mes, die sinds 1926 ook al burgemeester van Heinkenszand was. Nu waren daar Ovezand en Driewegen aan toegevoegd. Voor de feestelijke intocht op 16 juli werd een beroep gedaan op Meester de Waal om zijn auto beschikbaar te stellen.

(Foto’s: Katholiek Documentatiecentrum KDC en Eigen foto’s)

In 1937 werd op Ovezand een korfbalvereniging opgericht, waarvan veel meisjes, waaronder mijn moeder en enkele vriendinnen, lid werden. Helaas heeft de vereniging niet lang bestaan.
Ovezand 1937: Korfbalvereniging (Bovenste rij 4e van links mijn moeder, rechts Juffrouw Guinée)
(Wordt vervolgd)
Deel 4 De jeugdjaren van mijn moeder (2)
Tekst door Herman van Woerkens 2022
Hoe het verder ging met de familie in Oostenrijk
Na de dood van de vader van mijn moeder in 1922, had haar moeder een nieuwe man leren kennen met wie ze was gaan samenwonen. Uit deze relatie werd in 1923 een zoon geboren, die de naam Andreas kreeg, maar Redy werd genoemd. Een jaar later volgde een dochter, die de naam Erika kreeg. Mijn moeder kreeg er een stiefbroer en een stiefzusje bij. Uiteindelijk trouwde haar moeder in 1930 met haar nieuwe man. Hierdoor werden de beide kinderen gewettigd en kregen de achternaam ‘Hetlinger’. Nu er een nieuwe kostwinner was voor het jonge gezin, werd het voor de broers en zussen van mijn moeder mogelijk om ook aan hun eigen toekomst te denken. Zus Anna (*1906), die was teruggekeerd uit Nederland, trad in 1929 in het huwelijk. Haar man was slager van beroep en zelf werkte ze als naaister. Ze werd afgewisseld door haar jongere zus Hildegard (*1909), die nu naar Nederland vertrok om te gaan werken als dienstbode. Oudste broer, Johan (Hans) (*1904), die altijd financieel voor zijn moeder had gezorgd, trouwde in 1932. Kort hierna vertrok ook haar jongste broer, Franz (*1911). Na enkele jaren als handelsreiziger in Oostenrijk te hebben gewerkt, verhuisde hij in 1935 naar Duitsland, waar het, door de komst van de nieuwe bondskanselier Hitler in 1933, steeds beter ging met de economie. Daar leerde hij zijn nieuwe vrouw Elsbeth kennen, met wie hij in 1938 trouwde.

Links Meester A.D. de Waal en Meester J.R.M. Adriaanse. Rechts Meester L.M. Huige en Mej. Jos. Clarijs. Links voor Opa staat mijn moeder. Hij heeft zijn hand op haar schouder.
(Bron foto: Digitale beeldbank De Bevelanden – Collectie B. Vermeule – Id. BorsFoto 019405)
En verder op Ovezand
Mijn moeder doorliep de lagere school en ontving op 23 juni 1925 van de Bisschop van het Bisdom Haarlem[1], Monseigneur A. Callier, het H. Vormsel. Deze datum stond vermeld in het geboorteregister. Op zondag 15 mei 1927 deed ze haar Plechtige Communie. Voor deze feestelijke gelegenheid werd ze gekleed als bruidje en ontving ze uiteraard post met felicitaties van familie.

Zo ging de lagereschooltijd voorbij, die vanwege haar ziekte wat langer duurde dan bij de andere kinderen van haar leeftijd. Na de lagere school volgde ze het zogenaamde zevende leerjaar, de voorloper van de latere huishoudschool, waarin ze onderwijs kreeg in een aantal huishoudelijke werkzaamheden. Immers het lot van een deugdzaam katholiek meisje in die tijd was niet veel anders dan een zorgzame vrouw te worden voor een toekomstige echtgenoot en een liefdevolle moeder voor eventuele kinderen, waarvan ook de opvoeding voor een groot deel tot haar taak zou gaan behoren. Tot het zover was kon ervaring worden opgedaan in het huishouden thuis.
In 1926 hadden de pleegouders van mijn moeder een bedevaart gemaakt naar Lisieux in Frankrijk. De daar vereerde Sint-Thérésia[2], die een jaar eerder heilig was verklaard en zelf ook leed aan tuberculose, werd om voorspraak gevraagd voor genezing van mijn moeder. Uiteraard namen zij voor haar een gewijd aandenken mee. Het was een stoffen bidprentje met een relikwie[3] erin.

De eerste reisjes
Een bedevaart was in die tijd een uitje voor het katholieke deel van de bevolking. Met bussen vol ging men jaarlijks naar Kevelaar, Scherpenheuvel of Beauraing. Voor ernstig zieken en gehandicapten zelfs helemaal met de trein naar Lourdes.

Van echte vakanties was nog nauwelijks sprake.Omdat mijn opa en oma al vroeg in het bezit waren van een auto, werd er soms een uitstapje gemaakt naar het strand in Zoutelande of West-Kapelle. Of er werd iets gedronken bij Grand Hotel Britannia aan de boulevard in Vlissingen, dat sinds 1924 was overgenomen door de Stoomvaart Maatschappij Zeeland.
Oisterwijk 1935: Een dagje uit met de auto (Foto: Privé archief)
Later ging de familie ook wel naar de Oisterwijkse vennen. En verder op familiebezoek in Zeeuws-Vlaanderen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de veerponten. Voor het overige was het wekelijkse bezoek op de dinsdag aan de markt in Goes voor veel inwoners al een hele belevenis.
Weer een zus in Nederland
De jongste zus van mijn moeder, Hildegard (Hilda), was eind jaren twintig naar Nederland gekomen om evenals haar zus Anna eerder had gedaan, te gaan werken als dienstbode. In ieder geval heeft ze op 12 maart 1929 alsnog haar H. Vormsel ontvangen in (het bisdom) ’s-Hertogenbosch. Door die datum weet ik zeker, dat ze op dat moment in Nederland verbleef. Ook heb ik terug kunnen vinden dat ze in de buurt van ’s-Hertogenbosch heeft gewerkt. Later, toen ik zelf enige tijd in Den Bosch woonde en studeerde, heeft ze mij zelf wel verteld dat ze aan de Hinthamerstraat in de stad had gewoond en gewerkt.
In juni 1930 is ze weer teruggegaan naar Oostenrijk. Vermoedelijk enkele jaren later alweer is ze teruggekomen naar Nederland en ’s-Hertogenbosch, vanwaar ze in 1935 werd uitgeschreven naar Amsterdam. In 1936 is ze vertrokken naar Duitsland, waar ze mogelijk enige tijd bij haar jongste broer Franz heeft gewoond. Na een verblijf van 8 maanden daar kwam ze weer terug naar Brabant waar ze, met een tussenpose van vijf maanden in Amersfoort, werkte op twee adressen in Vught. Vanuit Vught werd ze uiteindelijk, in het kader van de Hausmädchenheimschaffungsaktion[4], door het Nazi-regime gedwongen om definitief terug te keren naar Oostenrijk. Dat was op 13 juli 1939.

(Wordt vervolgd)
Noten
[1] Zeeland behoorde tot 1956, met uitzondering van Zeeuws-Vlaanderen, dat viel onder het Bisdom Breda, tot het Bisdom Haarlem.
[2] Thérésia van Lisieux (Marie Françoise Thérèse Martin) of Sainte-Thérèse de l’Enfant Jésus werd geboren in Alençon op 2 januari 1873. Ze werd in 1883 op haar tiende ernstig ziek totdat het Mariabeeld dat boven haar bed stond op 13 mei van dat jaar naar haar glimlachte en zij op wonderbaarlijke manier genas. Op haar 15e trad ze met toestemming van de bisschop toe tot de orde van de Karmelietessen van Lisieux. In 1896 werd tuberculose bij haar geconstateerd en op 30 september 1897 overleed zij op 24 jarige leeftijd. Op 29 april 1923 werd zij zalig en op 17 mei 1925 door de Paus heilig verklaard. In 1997 werd zij door Paus Johannes Paulus II uitgeroepen tot kerkleraar. Ter ere aan haar is in Lisieux tussen 1929 en 1937 een grote basiliek gebouwd. De ouders van Thérèse, Louis Martin en Marie-Azélie Guérin zijn op 18-10-2015 door Paus Franciscus eveneens heilig verklaard.
[3] Een relikwie is een overblijfsel van het lichaam van een heilige (stukje bot) of van een voorwerp dat met een heilige in aanraking is geweest (stukje kleding).
[4] Tussen 1920 en 1940 kwamen er bijna 200.000 buitenlandse vrouwen naar Nederland om hier als dienstbode te werken. De meesten bleven maar kort en er was een groot verloop, maar op het hoogtepunt begin jaren ’30 verbleven er wel 30.000. De grote meerderheid kwam uit Duitsland (85%), een klein deel uit Oostenrijk (10%), Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië. De Randstad trok de meeste dienstbodes aan. In steden als Amsterdam, Den Haag, Haarlem en Hilversum woonden grote aantallen Duitse dienstbodes. Zij kwamen naar Nederland omdat Duitsland en Oostenrijk er na 1918 slecht aan toe waren en er grote werkloosheid was. In Nederland was volop werk voor dienstbodes. Dit beroep was bepaald niet populair onder Nederlandse vrouwen. Zij werkten liever in een fabriek of winkel waar ze meer verdienden en meer vrijheid hadden. Buitenlandse dienstbodes werden daarom met open armen ontvangen. Tienduizenden van hen zijn met Nederlandse mannen getrouwd waardoor ze automatisch de Nederlandse nationaliteit kregen en een Nederlandse achternaam, en als immigranten grotendeels onzichtbaar zijn gebleven. In 1939 op 28 januari werden de laatste Duitse- en Oostenrijkse dienstmeisjes in het kader van de Hausmädchenheimschaffungsaktion door het Nazi-regime gedwongen terug te keren om hun ‘plicht’ als moeder te vervullen (kinderen baren) of om het werk over te nemen van de mannen die in het leger moesten dienen.
___________________________________________________________________
Deel 3 De jeugdjaren van mijn moeder
Tekst door Herman van Woerkens 2022
De terugkeer van mijn moeder naar Ovezand en de eerste vriendinnen
Vanaf het moment dat mijn moeder definitief kwam wonen bij Meester de Waal en zijn vrouw in de onderwijzerswoning aan de Kerkstraat A83 naast de Sint-Aloysiusschool werd ze door mijn opa meegenomen naar school om zo snel mogelijk de Nederlandse taal machtig te worden. Ze was inmiddels zeven jaar en werd na de Kerstvakantie in de eerste klas geplaatst. Mijn moeder heeft mij vaak verteld over het bijzondere leesplankje dat begon met ‘aap, roos, zeef’. Het was natuurlijk erg belangrijk dat zij op een manier zou kunnen opgroeien, die paste bij haar leeftijd. Dit maakte het voor haar mogelijk om haar oorlogstrauma te verwerken en de grote armoede van thuis te vergeten. Toch zal ze af en toe zeker ook heimwee hebben gehad naar haar eigen moeder en haar broers en zussen van wie ze ineens was losgerukt. Bijkomend probleem was haar zwakke gezondheid. Mijn moeder leed aan tuberculose. Een ziekte die was veroorzaakt door de slechte hygiënische omstandigheden thuis. De gezonde landelijke Zeeuwse lucht zou haar goed doen. In de grote tuin van de onderwijzerswoning liet mijn opa hiervoor speciaal een zogenaamd tbc-huisje bouwen met openslaande deuren, dat mee kon draaien met de zon[1]. Enkele maanden nadat ze was teruggekeerd op Ovezand deed ze samen met een aantal andere kinderen haar Eerste Heilige Communie. Dat was op 26 mei 1921 (Sacramentsdag).

(Foto: Met dank aan Dhr. A. Schenk)
De kinderen op Ovezand, die voor een groot deel nog in klederdracht naar school gingen, vonden het maar wat interessant om met een Oostenrijks meisje bevriend te zijn. Vooral de meisjes natuurlijk en het duurde dan ook niet lang of de eerste vriendschappen werden gesloten.

Haar grootste vriendin was Jo (Johanna Antonia) Wijk. Jo was op 13-01-1913 te Nisse geboren als dochter van Adriaan Wijk en Margrieta Rijk. Zij woonde met haar ouders op een boerderij buiten het dorp richting Nisse. Omdat de familie katholiek was ging ze op Ovezand naar de lagere school. Maar ook andere kinderen waren haar vriendin, zoals Job (Jobina Maria) de Jonge of ‘Job van Pier van Claez’, een dochter van Pier de Jonge en Kee Acda, die een grote boerderij hadden aan de Oud Ovezandseweg en Betje (Elizabeth) Knopjes, een dochter van Jan Knopjes en Geertje Daaleman, die woonden aan de Oude Noordweg.

Een ander meisje waar mijn moeder tijdens haar jeugd contact mee heeft gehouden woonde in Goes en kwam ook uit Oostenrijk. Dat was Apollonia Brandstetter. Zij was ook in Nederland gebleven bij haar pleegouders, de familie Baarends aan de Oostsingel G.242 (96). Haar pleegvader was caféhouder[2]. Apollonia was geboren op 12 november 1910 te Wenen en dus al enkele jaren ouder dan mijn moeder. Ze groeide op als Plonie Baarends en overleed helaas al op 3 juni 1939 te Goes op 28 jarige leeftijd.
Plonie Baarends (Apollonia Brandstetter) – Foto: bidprentje
Inschrijving in het bevolkingsregister
Vanaf haar komst naar Ovezand ging mijn moeder door het leven als ‘Ciel de Waal’ of ‘Ciel van Meester de Waal’. Ze noemde haar pleegouders al snel ‘Papa en mama’. Haar eigenlijke naam werd vanaf dat moment uitsluitend nog gebruikt bij officiële gebeurtenissen. Zoals op 8 december 1922 toen ze werd ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Ovezand als ‘Cecile Heinfellner’.

Uit het bevolkingsregister van de gemeente Ovezand is niet gebleken dat er meer Oostenrijkse kinderen zijn ingeschreven. Dit betekent echter niet dat er geen andere Oostenrijkse kinderen tijdelijk op het dorp zijn opgevangen. Voor de korte periode dat de kinderen in Nederland verbleven werden ze helaas niet geregistreerd bij de gemeente, omdat het Nederlandsch R.K. Huisvestings Comité al bijhield waar de kinderen werden geplaatst. Sommige gemeenten, zoals Makkum in Friesland, hielden wel een apart register bij. Hierdoor is ook nu nog na te gaan bij welke pleegouders kinderen verbleven. Helaas zijn ook de registratiegegevens van het Nederlandsch R.K. Huisvestings Comité verloren gegaan.
Een tweede pleegkind?
Uit de inschrijving bleek dat mijn opa en oma nog een tweede pleegkind in huis hebben gehad. Al was het maar voor een korte periode. Van 10 juni 1924 tot 21 juli 1924 verbleef een zekere Antoinette Catharina Henriëtte Hornix bij mijn opa en oma in huis. Dit was voor mij de oplossing van een raadsel. Ik had namelijk een foto gevonden waarop mijn opa had geschreven ‘Mijn twee pleegkinderen, Cecile en Antoon 03-04-1925’ ondertekend met ‘A.D. de Waal’. Maar wie was die ‘Antoon’? Ik ging aanvankelijk dus op zoek naar een jongen, maar het bleek een meisje te zijn dat als Zeeuws boertje was verkleed voor de foto. ‘Antoon’ was op 16 maart 1914 te Breda geboren als dochter en de helft van een tweeling van Henricus Josephus Hubertus Hornix en Antoinette Elizabeth Maria van Acker (een nicht van mijn oma). Haar tweelingzusje heette Maria Elisabeth Petronella. Het gezin bestond verder uit een oudere en een jongere broer. Wie waren deze mensen? De ouders van Antoon woonden aanvankelijk in Goes, waar zij op 18 januari 1911 ook getrouwd zijn. Vanwege zijn werk als kadastraal landmeter werd haar vader in mei 1910 overgeplaatst naar Breda. Na hun huwelijk is haar moeder bij hem gaan wonen in die stad. De naam ‘Hornix’ was ik in mijn onderzoek al eerder tegengekomen bij Anna, de oudste zus van mijn moeder.

Een zus in Nederland
Zus Anna had in Breda gewerkt als dienstbode bij deze familie Hornix, nadat ze op 11 maart 1924 uit Goes was vertrokken, waar ze in dezelfde functie had gewerkt bij de familie J.M.P. Stieger aan de Lombardstraat 2. Hieruit kon ik opmaken dat mijn moeder haar oudste zus Anna, die was geboren in 1906 en dus zeven en half jaar ouder was, op Ovezande meerdere malen ontmoet moet hebben in de tijd dat haar zus als dienstbode werkte in Goes en Breda. Op die manier was er toch nog een vorm van contact. Anna keerde in september 1925 vanuit Breda terug naar Oostenrijk.

(Wordt vervolgd)
Noten:
[1] Zeeuwse Ankers – Sanatoriumhuisjes in Zeeland
[2] Café Baarends is nog steeds een bekend café aan de Voorstad 17 te Goes. Mijn opa ging er dikwijls biljarten.
Deel 2 De komst van mijn moeder naar Ovezand
Tekst door Herman van Woerkens 2022
De eerste keer naar Nederland

Enkele dagen na het overlijden van Pastoor van der Bom verscheen er in de Nieuwe Zeeuwsche Courant1 een kennisgeving van het sub-comité uit Goes, dat zij een circulaire hadden verzonden aan ‘alle heeren predikanten, pastoors, hoofden van scholen, enz. op Noord- en Zuid-Beveland’ waarin de medewerking van de bevolking werd gevraagd om zich aan te melden als pleegouder voor de duur van 10 weken. Het is mogelijk naar aanleiding van dit krantenartikel dat Meester de Waal en zijn vrouw, die sinds hun huwelijk in 1914 ongewenst kinderloos waren gebleven, zich hebben aangemeld als pleegouder voor een Oostenrijks kind.
In de loop van 1920 kwamen de eerste kindertreinen door naar Zeeland en in een oude Oostenrijkse krant2 heb ik het volgende kunnen lezen: ‘Zo is op 25 mei een trein met 580 kinderen uit Wiener-Neustadt en omgeving vertrokken en op 6 juni een trein met 580 kinderen uit Leobersdorf en Neunkirchen’. Aangezien mijn moeder in Neunkirchen was geboren en inmiddels dus 6 jaar oud was en mocht reizen, kan het goed zijn dat zij met het laatste van deze twee kindertransporten voor de eerste keer naar Nederland is gekomen. En zo heeft zij ook voor de eerste keer kennis kunnen maken met het leven op Ovezand. Wat zal ze als klein meisje hebben opgekeken van al die mensen die in klederdracht liepen. Maar wat zal ze ook genoten hebben van de liefdevolle opvang van mijn ‘opa en oma’. Na de zomervakantie van 1920 kwam tot groot verdriet van haar pleegouders de tijd dat zij weer naar huis terug moest. Opa en oma waren erg aan haar gehecht geraakt en zij zagen het als een geschenk uit de hemel wanneer zij dit kind een goede toekomst mochten geven. Met name mijn oma was ontroostbaar. Daarop werd door opa met hulp van het NRKHC contact gezocht met de familie van mijn moeder in Oostenrijk. Haar vader was uit beeld. Hij zou in de oorlog zijn omgekomen. Haar moeder leefde in grote armoede en had de zorg voor haar vier andere kinderen ook nog. Mijn opa deed het voorstel om haar op zijn kosten in de Kerstvakantie weer terug te laten komen naar Ovezande om verder aan te sterken en in veiligheid te laten opgroeien voor zo lang als dat zou duren. De moeder stemde hiermee in en zo kwam mijn moeder terug naar Ovezand.
De afkomst van mijn moeder en haar definitieve komst naar Ovezand
Zo is mijn moeder rond Kerst 1920 teruggekomen. Maar wie was dat meisje? Mijn moeder werd op 6 december 1913 geboren in Neunkirchen (NÖ), een stadje op ongeveer 80 km ten zuiden van de Oostenrijkse hoofdstad Wenen en gelegen in een prachtige landelijke omgeving te midden van bergen met boerderijen en uitgestrekte alpenweiden. Via een van oorsprong Duitse site, https://data.matricula-online.eu/de/3, waarin ook een verzameling van door de Oostenrijkse RK kerken bijgehouden doop-, huwelijks- en overlijdensregisters te vinden is, heb ik haar geboorteakte kunnen terugvinden. Hierdoor ben ik meer te weten gekomen over haar familie en heb ik ook gegevens over haar ouders en boers en zussen kunnen achterhalen.



Haar vader, Franz Heinfellner (ook Hainfellner werd gebruikt), was dagloner van beroep en woonde inmiddels zelfstandig. Hij was op 14 juni 1903 getrouwd met Maria Fün(c)k, een meisje dat werkte en woonde op de boerderij van zijn ouders. Ze was nog maar 18 jaar en dus minderjarig, terwijl haar man al 35 jaar was. Voor het huwelijk moest dus eerst dispensatie worden aangevraagd. Zodra dat was geregeld werd het kerkelijk huwelijk ingezegend in de kleine Pfarrkirche Sankt-Philip und Sankt-Christoph te Kranichberg.

Op het moment dat mijn moeder definitief naar Ovezand kwam was haar vader al uit beeld. Het verhaal ging dat hij in de oorlog vermist was geraakt. Haar moeder zorgde voor de andere vier kinderen in het gezin. Twee oudere jongens en twee oudere meisjes. De oudste broer, Johan, was inmiddels 16 jaar en werkte als lasser op de Schoeller-Bleckmann staalfabriek in het dorp Ternitz, waar de familie inmiddels woonde. Hij zorgde bij afwezigheid van vader dat er inkomsten waren.
Bij het zoeken naar informatie over mijn moeder heb ik bij toeval ontdekt dat haar vader niet, zoals altijd is verteld, vermist is geraakt tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar dat hij in 1922 op 54 jarige leeftijd is overleden in het armenhuis van het stadje Gloggnitz. Dit heeft mijn moeder nooit geweten!
(Wordt vervolgd)
Noten:
1 Nieuwe Zeeuwsche Courant, 13-12-1919 – Krantenbank Zeeland
2 Reichspost, 04-08-1920, nummer 213, pagina 6 – ‘Das Liebeswerk der Holländischen Katholiken’ – ANNO Zeitungen
3 Matricula, geboorteakte van mijn moeder http://data.matricula-online.eu/en/oesterreich/wien/neunkirchen/01-35/?pg=126
__________________________________________________________________________________________________
Deel 1 Inleiding
De Oostenrijkse actie van het Nederlandsch R.K. Huisvestings Comité
Tekst door Herman van Woerkens 2022
De voorgeschiedenis
Niet lang na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 kwam er in dat najaar vanuit België een enorme vluchtelingenstroom op gang. Belgen zochten massaal een veilige toevlucht in het neutraal gebleven Nederland. Zeeland, evenals Noord-Brabant en Limburg, waren als grensprovincies van België, de eerste provincies die hiermee te maken kregen. Zeker na het bombardement op Antwerpen van 8 oktober 1914 groeide hun aantal uit tot ongeveer een miljoen. Op allerlei manieren ontvluchtten de Belgische burgers hun land. Per trein, met alles wat maar rijden kon en veelal gewoon te voet. In Zeeland werden ca. 400.000 burgers opgevangen, in Noord-Brabant ca. 500.000 en in Limburg ca. 100.000. De vluchtelingen werden in eerste instantie geplaatst in vluchtelingenkampen. In Zeeland werd hiervoor in de gemeente Hontenisse[1] op Zeeuws-Vlaanderen een groot opvangkamp ingericht. Daar verbleven zo’n 4000 vluchtelingen. Maar er werden ook veel vluchtelingen opgevangen door particulieren. Lokale comités werden opgericht om zich hiervoor in te zetten. Ook op Ovezand[2] werden vluchtelingen ondergebracht.
Omdat de stroom vluchtelingen bleef aanhouden en de situatie de zuidelijke provincies boven het hoofd groeide werden ook elders in ons land kampen opgebouwd voor de opvang. Men sprak liever van ‘vluchtoorden’, die soms uitgroeiden tot een soort dorpen. Compleet met ziekenhuisjes, leeszaal, kerken, winkels, postkantoren en soms zelfs een schouwburg.

Oprichting van het Centraal Comité (het latere Nederlandsch R.K. Huisvestings Comité)
In Leiden werd op 26 september 1914 door enkele vooraanstaande katholieken een Centraal comité opgericht om de vluchtelingenopvang beter te coördineren. Omdat de situatie in de vluchtoorden hier en daar schrijnend was, zeker voor kinderen, stelde het Comité zich aanvankelijk ten doel om de kinderen uit de oorden waar de vluchtelingen werden ondergebracht een betere huisvesting te bieden. In een tijd van verzuiling werden in het land ook andere initiatieven opgezet.
In 1917 waren de meeste Belgische vluchtelingen inmiddels weer naar hun land teruggekeerd en verhuisde het Centraal Comité, waarvan de naam inmiddels was gewijzigd in het Nederlandsch R.K. Huisvestings Comité (verder NRKHC), vanuit Leiden naar ’s-Hertogenbosch. De voormalig bisschoppelijk onderwijsinspecteur A.F. Diepen, die in Leiden al deel uitmaakte van het bestuur en inmiddels tot bisschop van ’s-Hertogenbosch was geroepen, werd voorzitter van het nieuw opgerichte bestuur. De heer Jos. Van Mackelenberg, een bekende middenstander uit de stad, werd tot directeur van het bureau aan de Zuid-Willemsvaart 163 benoemd. Na de opvang van Belgische- en in mindere mate Duitse kinderen (dit stuitte op nogal wat kritiek) richtte de aandacht van het nieuwe comité zich vanaf dat moment op de opvang van kinderen uit andere landen. Zo groeide de idee om kinderen, die ongewild slachtoffer waren geworden van het oorlogsgeweld, voor een periode van ca. 6 weken naar ons land te halen om in een veilige en onbevangen omgeving te kunnen aansterken.

(Foto: www.goulmyenbaar.nl)
Opvang van een groep van 24 Oostenrijkse meisjes
Het bestuur van het NRKHC kwam in contact met een Nederlandse pastoor die sinds 1913 in het dorpje Ober-Hollabrunn bij Wenen woonde en werkte. Hij was afkomstig uit een bekende boomkwekers-familie uit Oudenbosch. Zijn naam was Antonius Johannes Maria van der Bom.

De val van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk had het land uitgeput en de situatie in de Oostenrijkse hoofdstad was op dat moment miserabel. Er heerste behalve ziekten en grote armoede hongersnood onder de bevolking. Ook dit keer waren de kinderen de meest kwetsbare groep.De pastoor had zich het lot van de noodlijdende kinderen zeer aangetrokken en wilde iets doen.
Pastoor Antonius Johannes Maria van der Bom 1868-1919 (Foto: BHIC/Katholieke Illustratie)
Er werd met behulp van de Katholischen Frauen Organization von Nieder-Österreich (KFÖ), de katholieke vrouwenbond, die onder leiding stond van Barones Elize Rast, een groep van 24 Weense meisjes in de leeftijd van 7 tot 11 jaar geselecteerd die voor een aantal weken met de trein naar Nederland mochten om aan te sterken. Pastoor van der Bom en zijn zus Antoinetta Isabella Maria, die in hetzelfde dorpje in het ziekenhuis werkte als verpleegster, bereidde een reisje voor en beiden traden op als begeleider van de groep. Op 10 augustus 1917 vertrok de trein uit Wenen, die in de avond van 11 augustus te Oudenbosch aankwam, waar de kinderen werden ondergebracht in het pensionaat Sint-Anna en bij familieleden van de pastoor en zijn zus. De kinderen werden in de watten gelegd. Ze kregen behalve goed te eten nieuwe kleren, die door de zusters van het pensionaat waren gemaakt, en nieuwe schoenen. En er werden uitstapjes gemaakt o.a. naar Rotterdam en naar zee. Na enkele weken kreeg de familie van der Bom bezoek van familieleden uit Goes. De familie Stieger was nieuwsgierig geworden en wilde de meisjes wel eens ontmoeten. Om hun familie in Oudenbosch te ontlasten nodigde de heer Stieger de groep uit om voor twee weken naar Goes te komen. Bij terugkomst werd haastig gezocht naar pleeggezinnen om de kinderen onder te brengen. Gelukkig hadden de Stiegers een grote familie in Goes. Op 8 september kwamen de meisjes in Goes aan, waar ze bleven tot hun vertrek op 25 september terug naar hun vaderland.
Het ontstaan van de Oostenrijkse actie
Deze eerste reis en nog enkele reizen een jaar later hebben het begin gevormd van wat uitgroeide tot een grote kinderhulpactie voor Weense- en later andere Oostenrijkse kinderen. Onder de naam ‘Oostenrijksche actie’ heeft het NRKHC tussen 1918 en 1924 veel kinderen naar ons land gehaald om ze voor een periode van 6 weken te laten aansterken. De kinderen moesten minimaal 6 jaar zijn om te mogen reizen. Voor de allerkleinsten werden opvangmogelijkheden in de omgeving van Wenen geopend, de zogenoemde ‘Kinderheime’. Pleegouders in Nederland konden van deze kinderen een foto ‘kopen’ bij het NRKHC, waarmee ze zich financieel garant stelden voor de opvang en verzorging.
Het NRKHC was in eerste instantie voornamelijk actief in Noord-Brabant met het zoeken naar geschikte pleegouders, die de kinderen gedurende hun verblijf in ons land wilden opvangen en verzorgen. Met name Dhr. Dr. G.M. Kusters, die secretaris was van de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond (NCB), heeft hierin een grote rol gespeeld en in augustus 1919 werd hij gekozen als bestuurslid van het NRKHC. Omdat de nood hoog was breidde de actie zich uit over de rest van het land. In heel veel plaatsen werden sub-comités opgericht om zich lokaal of regionaal in te zetten. Behalve met het zoeken naar geschikte pleegouders, hielden de sub-comités zich eveneens bezig met het inzamelen van geld, voedsel en kleding. Ook hier gold weer dat er verschillende initiatieven waren door de verzuiling. Ik heb mij beperkt tot het katholieke deel van de hulpverlening[3].
De grondlegger van de ‘Oostenrijksche actie’, Pastoor van der Bom was, op 28 oktober 1919, na een verblijf van drie maanden in Nederland om de hulpverlening nog beter af te stemmen, met een kindertrein naar Wenen teruggereisd. Daar werd hij na een hevige aanval op 7 december nog geopereerd aan zijn maagkwaal, maar overleed helaas enkele dagen later, op 10 december 1919 te Ober-Hollebrunn, op 52 jarige leeftijd aan een longontsteking.
(Wordt vervolgd)
Noten:
[1] Zeeuwse ankers – video over het vluchtelingenkamp Hontenisse
[2} Zeeuws archief – de zoekterm ‘vluchteling Ovezande’ geeft al 117 resultaten
[3] Voor het hele achtergrondverhaal verwijs ik naar de site van het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) te ’s-Hertogenbosch. Op www.bhic.nl is onder ‘verhalen’ mijn hele verhaal over de Oostenrijkse actie te lezen. Het verhaal heeft de titel ‘Oostenrijkse kinderen opgevangen na de Eerste Wereldoorlog’.