De strenge winters uit mijn jeugd….
Tekst: © Tom Rentmeester 2022
Terwijl ik dit schrijf, dwarrelen de sneeuwvlokken in Ovezande met grote aantallen uit de lucht. Het sinterklaasfeest is net achter de rug en de kerstboom en kerststal staan klaar om gezet te worden. Door de energiecrisis vanwege de sancties rondom de oorlog in Oekraïne, staat in de woonkamer de thermostaat van de cv wat lager dan normaal. Het is momenteel buiten koud maar nog net niet koud genoeg om de gevallen sneeuw te laten liggen.
Het zou mooi zijn als er in deze decembermaand eindelijk weer eens een “witte kerst” kan komen, net als vroeger zoals ik het vaak mee mocht maken in het begin van de 50-er jaren in de vorige eeuw… De decembermaand was toen voor een kind een spannende en mooie periode, met sinterklaascadeaus, veel sneeuwpret en volop huiselijke gezelligheid met kerstmis en oud- en nieuwjaarsviering. Let wel, er was toen nog geen televisie.
Ik woonde indertijd in de Dreef op nr. 5 (ben in 1947 geboren op nr. 1) en herinner mij het dikke pak sneeuw dat in de straten lag. Zo hoog dat je er nauwelijks overheen kon kijken. Omdat ik toen als kleuter veel kleiner was, leek de sneeuwlaag natuurlijk ook wel hoger, maar als ik zo terug reken, lag er soms toch wel 40-70 cm sneeuw. De etalages van de winkels waren in kerstsfeer gebracht en nodigden uit om de aanlokkelijke koopwaar te bekijken. Gekleurde kerstlampjes werden een nieuwe rage. Het vroor toen ook veel harder dan nu, temperaturen van rond de -20 gr. C. kwamen regelmatig voor en ijspegels van 30-40 cm hingen aan de goten. Het gebeurde dat de doodgevroren mussen letterlijk van de daken vielen, zo koud was het. Maar voor de kinderen bestond er veel ijspret, zoals over de glijbanen slieren, sleetje glijden of sneeuwpoppen maken. Het gebeurde allemaal door het hele dorp op straat, waar toen nog nauwelijks auto’s reden. Je ging leren schaatsen op het ijs van de “koeiepit” bij de Witte Hoeve of van andere boerderijen. Op houten Friese schaatsen met zo’n houten krul van voren en die je met veters onder je schoenen bond. Je eerste schaatspogingen zette je eventueel met behulp van een oude stoel waaraan je kon vasthouden om niet te vallen. Daarna, als je al een beetje kon schaatsen, ging je met je “ruiters” (vlakke houten schaats) naar de Rotweel in de Calagne, de Brilletjes, Zwaakse Weel of bij Leune Let (in de Blaze Kop) etc. De fietsenmaker Ko Boonman verkocht en sleep schaatsen, daar had hij een speciale machine voor.
Er was in die tijd in de dorpswoningen nergens geen dubbelglas of muurisolatie aanwezig, vaak ook nog geen spouwmuren en geen cv. De enige warmtebron stond in de kamer: de hout- of kolenkachel die tijdens de winterperiode flink werd opgepord. Rondom de kachel zaten we om ons te warmen, of er stond een droogrek voor met te drogen was eraan.
Soms smolten de kinderen met een vork kaaskorstjes bovenop de kachel als een soort kaas-raclette…. Maar dat ging op den duur stinken, dus de ouders verboden het uiteindelijk wel. De slaapkamers waren onverwarmd en daardoor erg koud. Voldoende dekens en een warme waterkruik mee naar bed, hielden je warm. Een zware gevoerde kapokdeken van een centimeter of 6 dik lag bovenop één of meer wollen dekens en daaronder de lakens, je werd goed ingestopt. Toch kon het op de slaapkamer ook vriezen als het buiten extreem hard vroor. Er kon dan zelfs een dun ijslaagje op het water in je drinkglas, dat op het nachtkastje stond, gevormd worden.…De “ijsbloemen” stonden ‘s morgens dan ook, als een pas gebeurd wonder, volop te pronken aan de binnenkant van de enkelglazen ramen. Prachtige figuren door de natuur in de vrieskou gevormd met behulp van ingenieuze ijskristallen…..
Na het ontbijt mocht je dan eindelijk buiten in de sneeuw gaan spelen, maar wel eerst goede warme winterkleding aantrekken. Voor je handen hadden de moeders wollen wanten gebreid opdat je vingers niet gingen “tintelen” van de kou en de eveneens zelfgebreide ijsmuts ging tot over je oren. Maar ook je tenen konden door de kou gaan tintelen, extra wollen kousen konden dat enigszins vermijden. (Zouden de huidige generaties kinderen het woord “tintelen” ook kennen?). Goed ingepakt ging je dan de witte en koude buitenomgeving in, waar ook je vriendjes en vriendinnetjes aan het spelen waren. Het was in de straten van Ovezande een drukte van jewelste met al die bekende en vrolijke kinderen. Ook de ouders genoten mee…!
Door de gestage klimaatverandering met temperatuursverhoging gedurende de laatste decennia, is de sneeuw- en ijsvorming tijdens de winter-maanden flink afgenomen en ook de pool-ijskappen smelten zorgelijk steeds verder af. We blijven nu maar hopen dat de “Elfstedentocht” in Friesland toch nog eens doorgaat, dat is immers al jaren geleden….en dat we dan ook hier de schaatsen uit het vet kunnen gaan halen.
Als je in de vijftiger jaren ‘s morgens door de straat naar de school of kerk liep, dan hoorde je bij dichte mist de schepen op de Westerschelde met hun misthoorns blazen. De stank en de rook van de hout- en kolenkachels bleef lang in het dorp hangen…..
In de woningen waren kerststalletjes en kerstbomen met brandende kaarsjes neergezet (met een emmer bluswater in de directe nabijheid). Onze oudste broer Rinus mocht thuis altijd de kerststal zetten. Hij maakte deze van “rotspapier” (gekocht in de winkel van Siene Vreeke op het dorp), gefrommeld rondom een doos als stal en op de achtergrond grillig gevormd tot een berglandschap. Met watten werden sneeuwlagen aangebracht en het gebruik van wit “engelenhaar” (een glasvezelproduct) sierde dat nog eens extra op. De vaste beeldengroep die erbij hoorde was uit gips gegoten en vrij groot van formaat (wel 20-25 cm hoog). Onze broer Bas (toen ca. 9 jaar) heeft het gezicht van het kindje Jezus eens boven een kaars zwart geblakerd, zodat wij daarna een “zwart kerstkindje” in de kribbe hadden…..(achteraf gezien toch wel vooruitstrevend….).
Als je katholiek was en je “eerste communie” (rond 7-jarige leeftijd) gedaan had, mocht je met kerstmis naar de “nachtmis” die na middernacht in de kerk werd gehouden. In de kerk stond een grote kerststal met beelden, er brandden vele kaarsen en er werden volop kerstliedjes gezongen. De kerk zat dan bomvol en in de aansluitende morgen werden er nog een vroegmis met daarna een hoogmis uitgevoerd. Omdat je tijdens de mis ter communie ging, mocht je een aantal uren vooraf niets eten of drinken. Als je na de nachtmis, die duurde wel zo’n 1 ½ tot 2 uur, thuis gekomen was, stond de tafel gedekt en aten we, nog voordat we naar bed gingen, traditiegetrouw brood met “gebraden worst in vellen”. In de middag was het “zalig kerstmis”-wensen aan familie en kennissen die op bezoek kwamen of waar we zelf naar toe gingen. Als je dat combineerde met alvast een “zalig oud- en nieuwjaarswens”, kreeg je er als kind vaak een extra zakcentje voor in de plaats terug.
In de 6e klas van de lagere school rolden we op het jongens schoolplein (het huidige parkeerterrein tussen Zorg op Zak en het Trefpunt) een enorm grote sneeuwbal om een sneeuwpop te maken. Bas Verbeek en Johan Priem hadden reeds de lagere school verlaten en zaten dus in het voortgezet onderwijs. Zij hadden een vrije dag en waren komen kijken en helpen. Ze wisten wel “een mooi plaatsje” voor de sneeuwbal die inmiddels wel een diameter van 1,5 meter had bereikt. Dat werd pal voor de dubbele zijdeur, waardoor de hoofdmeester Lauw Huige de scholieren na de pauzes met een fluitsignaal altijd binnen liet. (Ik denk dat er wel wat rancune bij de schoolverlaters was blijven hangen voor de straffen die zij destijds op deze school gekregen hadden…). Gespannen keken wij op het moment naar de schooldeur, er werd van binnenuit hard gebonkt en de deur kwam slechts een paar centimeter naar buiten. Woest was de hoofdmeester en hij kwam via de voordeur aan de Hoofdstraat naar ons toe. “Wie heeft dit gedaan….!?” vroeg hij met boze stem. Niemand stak zijn vinger op en eenmaal binnen ging in de klas het verhoor verder….maar wij zwegen als een graf. Een van de leerkrachten had die morgen Bas Verbeek en Johan Priem bij het schoolplein gezien en toen werd de link gelegd: “Ga direct je broer Bas halen!” commandeerde hij Willy Verbeek die bij mij in de klas zat….En zo werd in de loop van een winterse dag in 1959 voor twee ex-scholieren de straf opgelegd om de zijdeur vrij te maken van een enorme sneeuwbal. Maar wij vonden het allemaal een “superstunt” waar we nog lang om hebben kunnen lachen…!
De strenge winter van 1963 zorgde voor goed natuurijs om op te schaatsen (ik had inmiddels de houten Noren van mijn oudere broer gekregen), zowel op de welen in en rondom Ovezande als op de vaarten in Friesland, waar dat jaar de 12e Elfstedentocht gereden werd. Deze kreeg als naam “de hel van 63” en werd gewonnen door Reinier Paping, de temperatuur aan de start was – 18 gr. C. Dergelijke mooie herinneringen doen mij toch weer naar die strenge winters uit mijn jeugd verlangen…..
___________________________________________________________________
De bende van Jan Catoen eind 18e eeuw
Tekst: © Tom Rentmeester 2022
Links een “snaphaan” geweer met gekorte loop en vuursteenontsteking dat eind 18e eeuw in het leger en door Jan Catoen gebruikt werd. Rechts De Goessche en Middelburgsche Courant 14 november 1932 refereren naar de bende van Jan Catoen rond 1800, naar aanleiding van een brutale inbraak op een hofstede in Ovezande.
In Brabant bij Etten, op een voor turfveen afgegraven zandvlakte, lag een kleine nederzetting van plaggenhutten “ ‘t Heike” genaamd. Jan Catoen werd hier in ca. 1765 geboren en in de dichtstbijzijnde katholieke kerk van Etten gedoopt.
De zeer arme bevolking uit de onderkant van de samenleving, woonde daar in schamele plaggenhutten. Als een bruiloftspaar naar de kerk ging om te gaan trouwen, werd tijdens de trouw mis de hut door hun vrienden gebouwd. Kwam het bruidspaar terug uit de kerk, dan stond de “pas gebouwde plaggenhut” voor bewoning klaar (dit werd tijdens mijn ULO-kostschooljaren (ca. 1960) in Brabant door Br. Liberius, de aardrijkskunde-leraar, aan ons verteld). De bewoners uit dit gebied “‘t Heike” hadden in feite te weinig inkomen om van te kunnen leven. De magere zandgrond was te onvruchtbaar om er gewassen op te kweken. Sommigen werden zelfs genoodzaakt tot bedelen, diefstal en oplichterij om toch hun kinderen te kunnen voeden. Ze stonden daardoor ook slecht aangeschreven in de omliggende dorpen en steden.
Als je hier vandaan kwam leefde je in armoede, kreeg je nauwelijks of geen schoolopleiding, werd je door andere burgers geminacht en gemeden, kreeg je later zelden een fatsoenlijke betrekking. “Je groeide op voor galg en rad”, zo men zegt. Zo verging het ook Jan Catoen en zijn broers toen hun vader door een ongeluk op jonge leeftijd kwam te overlijden, er waren vanaf dat moment nagenoeg geen inkomsten meer in het gezin….. Zijn op het verkeerde pad geraakte oom “Lamme Vleugel” (genoemd naar zijn verlamde arm) leidde hem in zijn kinderjaren op tot zakkenroller, dief en zelfs roofovervaller.
Dagblad De Stem 25/9/1952 Deze krant is van 70 jaar geleden, dus de actualiteit vanuit het heden speelde 220 jaar geleden.
Mijn oom uit Nisse (Huib Vroonland) had het artikel van 1952 in de PZC, dat onder bovenstaande krantenkop stond, beslist ook gelezen en combineerde dit met de verhalen die hij hierover door de overlevering (vertellingen van vader op zoon) uit vroegere tijden had vernomen. Hij vertelde deze aan ons op jonge leeftijd door, ik was ca. 10 jaar. Vooral de dreiging, angst en martelingen die er vanuit gingen maakten op ons een diepe indruk en als we daar bij onze oma op de boerderij logeerden, lagen we er ‘s nachts lang wakker van. “Je mot die huus nie zo benauwd maeke”, zei ze dan tegen ome Huib. Het verhaal had wel een moraal “misdaad loont niet”, want in 1802 werden Jan Catoen en een van zijn kornuiten in Middelburg voor hun misdaden tot zware geseling met daarop volgend de strop veroordeeld.
PZC 20/9/1947. Hierin wordt de rechtszitting met het strafblad van Jan Catoen beschreven
Om dit artikel realistisch en historisch onderbouwd te krijgen zijn vele krantenartikelen en informatiebronnen nagelopen (o.a. de krantenbank Zeeland met 15 uitvoerige beschrijvingen over de gepleegde misdaden vanaf het vonnis in 1802 met “De crimineele sententiën” van deze bende van Jan Catoen. (Sententie = uitspraak rechtbank).
Hoe gingen Jan Catoen en zijn bende op Zuid-Beveland te werk?
In 1798 woonde Jan Catoen onder de schuilnaam Jan Coenraads als landarbeider op “het Lange Weegje 18” bij Kwadendamme / Hoedekenskerke. Hij was vanuit Amsterdam, waar hij toen met een roversbende opereerde en daarvoor gezocht werd, gevlucht naar dit redelijk anonieme gehuchtje in Zuid-Beveland. Overdag werkte hij bij de boer en ‘s nachts ging hij met enkele maats op rooftocht bij welgestelde boerderijen of bedrijven (zoals “De Brouwerij” te Baarland). Ze waren dan ook rondom Ovezande actief en niet elke overval slaagde….
Voor een overval werd alles van te voren goed onderzocht en voorbereid; waren er op de boerderij veel mannen of honden aanwezig die zich konden verweren? Was het er voldoende afgelegen en uit het zicht voor omwonenden? Waren er vluchtwegen aanwezig en natuurlijk was er aannemelijk voldoende buit te halen (men hoort weleens wat ?). Als uiteindelijk een boerderij als doelwit gevonden was, werd een datum en tijd (altijd ‘s avonds of ‘s nachts in het donker) geprikt en de benodigdheden voor de overval klaar gemaakt….
De “snaphanen” (geweren met vuursteenontsteking) en de “stormram” (meestal een boomstam om de deur of luiken te forceren), touwen. messen en bijlen werden in gereedheid gebracht.
Met een man of 6-7 trokken ze in het donker naar de tot doel gekozen boerderij, de gezichten onherkenbaar met as geschminkt en met geweren zwaar bewapend. Onzichtbaar en geruisloos kwamen ze bij de boerderij aan….. Ze riepen om indruk te wekken dat ze wel met 20 man waren en dat de boer onmiddellijk de deur moest openen. Werd daaraan geen gehoor gegeven dan werd de deur gebarricadeerd met de boomstam of een ter plaatse afgezaagde zijpaal uit het damhek. Als de boerin door het kelderraam vroeg wat ze wilden werd al gauw duidelijk dat ze hun geld en sieraden moesten afgeven anders zou de boerderij in brand worden gestoken en ze allemaal levend verbranden. Met 2 man op de uitkijk drongen ze met 5 man het woongedeelte binnen en zetten de boer onder druk om te vertellen waar hij het geld en sieraden verstopt had. Daarbij werd als dreigmiddel “het voeten branden” toegepast….
Als de met touwen vastgebonden persoon niet wou zeggen waar het geld verstopt was, dan ging de bende van Jan Catoen met een gloeiende pook uit het haardvuur zijn blote voeten benaderen of men zette de persoon met blote voeten bovenop de hete kookplaat van de haard, tot deze uiteindelijk door de pijn toegaf. Vaak was de buit begraven op het erf of in de mestvaalt. Hierna doorzochten ze de woning en de bewoners op andere kostbaarheden, zoals tafelzilver, gedragen sieraden, horloges, klokken, contant geld, kunstvoorwerpen ed. Het kwam zelfs eens voor dat men de boerenknecht paard en wagen liet voorrijden om de buit te kunnen wegvoeren.
Het gebeurde ook een keer dat een boer tijdens zo’n overval niet open wou doen en zich achter de gesloten deur verschool terwijl hij van binnenuit tot de bendeleden sprak. Daarop openden ze het vuur, de kogels gingen dwars door de houten deur en de ledematen van de boer heen, die het gelukkig achteraf wel overleefd heeft (werd juridisch gezien als poging tot moord). Er is naar hem waarschijnlijk ook het gezegde vernoemd : “geef ze van Katoen !” (= sla ze op hun donder), want dat deden ze maar al te vaak tijdens hun overvallen…
Al eerder was Jan Catoen gegrepen, vervolgens berecht tot geseling met brandmerk en verbanning. Die lijfelijke straffen waren toentertijd erg zwaar. Ook in Goes heeft hij vastgezeten na een vergrijp van zakkenrollerij op de markt aldaar. Hij werd gegrepen en naar het bureau van de schout gebracht waar enkele gevangeniscellen aanwezig waren. Tijdens het verhoor wendde hij een “vallende ziekte” voor en deed dit zo overtuigend dat men hem vanaf dat moment wegens deze “zware ziekte” voorzichtig behandelde. Toen hij zogenaamd weer bij kwam kreeg hij goed te eten en werd vriendelijk naar zijn cel gebracht. Ze zouden de andere morgen het vraaggesprek voortzetten en lieten hem in het gebouw alleen in zijn cel achter om te slapen, echter ze waren vergeten voor hun vertrek de sleutel van de cel op slot te draaien. Zo ontsnapte Jan Catoen dezelfde nacht nog uit de Goese gevangenis met achterlating van de volgende spreuk: “Die wil stelen en niet wil hangen, Ga naar Goes en laat zich vangen; Want de Heren van Ter Goes, Zijn zo zacht als appelmoes”.
In 1802 na een overval op een boerderij te Tekenburg (bij Kapelle) wilde een van zijn bendeleden de buit via een zilversmid te Zierikzee laten helen. Door de initialen op de sieraden werd de eigenaar hiervan getraceerd en kwamen ze uiteindelijk op het spoor van Jan Catoen. Het aantal gepleegde misdaden door de bende van Jan Catoen had zich in 11 jaren opgestapeld tot een aanzienlijk strafblad. In de buurt van het Lange Weegje (bij Kwadendamme-Hoedekenskerke) waar hij woonde en op het land werkte, werd hij door de veldwachters opgemerkt. Hij zag de groep die hem zocht aankomen en probeerde nog te vluchten, maar hij liep vast bij eb op het strand van de Westerschelde die hij zwemmend wilde oversteken. Na zijn inrekening werd hij naar de gevangenis in Middelburg gebracht waar ook zijn belangrijkste handlangers Francis Mertens en Modestus van de Perre vastzaten.
Het proces
Tijdens het proces van de rechtbank op 20 september 1802 werd verwezen naar zijn strafblad: “alle derzelven gepleegde en beledene misdryven accuraat omschreven worden gevonden, zyn thans te bekomen te Middelburg bij den Stads-drukker te Middelburg, Zierikzee, Goes, Vlissingen en te Bergen op Zoom, de prys is 7 stuivers”.
Uit deze waslijst met tientallen overvallen en vergrijpen van Jan Catoen met zijn kornuiten, bleek dat hij in 1791 hiermee begon in zijn geboortestreek te Brabant tot aan Bergen op Zoom, in Zeeland Tholen en Zierikzee. Daarna vluchtend rondzwierf naar Amsterdam waar ook diverse misdrijven werden gepleegd en uiteindelijk in Zuid-Beveland terecht kwam. De hardheid waarmee hij zijn slachtoffers onder druk zette, hadden daar later zware financiële, lichamelijke en psychische problemen door gekregen (het woord “trauma” was toen bij de bevolking nog niet bekend).
De rechters en publieksjury veroordeelden dan ook Jan Catoen en Francis Mertens tot zware geseling met de strop als einde. Hun lichamen zijn hierna op de Havendijk net buiten de stad Middelburg aan een stenen galg gehangen om daar in de openlucht te worden “verteerd”….. Het schrikbewind van de bende van Jan Catoen was beëindigd, de legende ging voort…
De Zuid-Bevelandse band SURRENDER zong dit lied over Jan Catoen:
Bron: https://muzikum.eu/nl/surrender/jan-catoen-songtekst,
“Vroeg in achtienonderd, was t’t in de zak nie pluus, dih in’t langeweegje weund’n eejuns un kweeje luus. Werreke dee t’n nimmer, Dat was nie nih de zin. Oalles roove en me steele, Jan Catoen die vloog t’r in. la la la la la ….…
Ojje achterof un spulletje mie wat beesjes in je kot, Zou je’t bieneah in je broek doewuh En de deure hoet op slot, Je centen in de mispit, Nie in je boezeroen. Verstop je jonge in de bèstie, Want dih kweam Jan Catoen. la la la la la …….
Jan Catoen en de bende, Je scheet zeven kleuren stront. Ja die bon je op un stoel vast, Mie un proppe in je mond. Die roof’dn oalles bie mekore, En steeld’n de n’ééle kreem. En ajje dan nie uutkeek, Vloog je zellefs deur ut reem. la la la la la …….
Jan catoen z’n bende reesden deur de zak .Ja iederejun was op z’n dood, En an de plisie oh t’n lak Mie z’n mes en karrebeine, Vloog ’n deur je ’n of . En probeerd’n je te vlucht’n Azzun knien, zei t’n dan plof. la la la la “.
Het figuur van Jan Catoen met zijn bende bleef eeuwenlang hangen in de fantasie van de inwoners in de Zak van Zuid-Beveland. Vooral in de regio waarin hij actief was geweest, werd dit verhaal van ouder naar kind doorverteld. Zo werd een legende levend gehouden…..
Note: Er is in 2017 een historische roman (deels realistisch en deels fictief) over de bende van Jan Catoen “De legende ontmaskerd” verschenen. Geschreven door John Brosens, onder boeknummer EAN 9789078094999 (Uitgeverij Stili Novi).
________________________________________________________________________
“Hroeten uut Amerika……”
Tekst: © Tom Rentmeester 2022
Dit verwacht je niet…., je krijgt plotseling via de redactie een mail met een reactie vanuit Amerika op het artikel “Zeeuws meisje”, geplaatst 27-11-2021 onder de categorie geschiedenis / cultuur in de “Dorpskrant Ovezande”! Wordt die daar dan ook al gelezen? Jazeker, emigranten vanuit Zuid-Beveland, naar andere landen en werelddelen, kijken terug op hun voorgeschiedenis met al die mooie specifieke herinneringen, zoals de toen gangbare streekdracht, omgeving en cultuur uit hun jeugd. Ze willen dat graag aan hun kinderen doorgeven en zoeken in familiefotoboeken en op internet naar meer informatie om dat te kunnen vastleggen voor de beeldvorming en dit nooit meer vergeten wordt….
Op bovenstaande foto uit 1913 voor hun boerderij in de Molenweg te Ovezande, staat de familie Priem. Vlnr: mijn oma Margaretha Rentmeester-Priem met aan de hand haar oudste dochtertje (mijn tante) Mina. Magdalena Rijk-Priem, Helena Priem, Clazina Vermue-Priem, Pieternella Uitterhoeve-Priem. Klaas Nagtzaam (knecht, met strohoed) en de baby Kees Uitterhoeve (vader van Miep), Sjef (Jozef) Uitterhoeve met ervoor de kleine jongen Matheus Uitterhoeve en de grotere jongen Jaap Vermue. Pier Rijk (“nom Pier”), Jan Priem, Janis Priem, Jan de Jonge, stamvader Kees Priem en een vriend.
Miep Uitterhoeve (geb. 1955 te Lewedorp en woont nu in Amerika) is degene die reageerde op mijn artikel in de Dorpskrant Ovezande. Ik kende haar niet en heb haar nooit ontmoet of gezien. Zij is in 1977 getrouwd met een Amerikaan en in Amerika gaan wonen. Ze heeft net als ik de voorvaders Jannes Priem en diens zoon Cornelis Priem (op de foto 2e van rechts), we blijken dus familie van elkaar te zijn. De op de foto staande Pieternella Priem is haar oma die getrouwd is met haar opa Jozef (Sjef) Uitterhoeve die een schildersbedrijf aan de Hoofdstraat 26 dreef. De baby op de foto is haar vader Kees Uitterhoeve (1911). Het schildersbedrijf in Ovezande van Sjef Uitterhoeve werd tijdens de crisisjaren (1930) in Ovezande opgeheven en in Lewedorp voortgezet.
Cornelis Priem Pieternella Priem met de baby Kees Uitterhoeve. Mijn oma Margaretha Priem
De voor ons welbekende schilder Joost (Joos) Uitterhoeve x Bertha Muller (was een neef uit Stoppeldijk) die zijn schildersbedrijf erna vestigde in hetzelfde pand op Hoofdstraat 26 in Ovezande). Ze hadden de voor ons bekende kinderen Piet, Ria, Gerarda, Rosa, Joop, Han, Emma, Els, Agnes, Martha en Pol welke in Ovezande opgroeiden. Zij waren dus wel familie maar geen Priem-bloedverwanten.
Het schildersbedrijf in de Hoofdstraat 26 met opa Sjef Uitterhoeve, oma Pieternella Priem en de schilders (rechts waarschijnlijk Klaas Nagtzaam). Rechts de latere / huidige situatie van het pand.
Peter Uitterhoeve (overleden in 2018) heeft de stamboom van de familie Uitterhoeve, waarin Cornelis Priem met dochter Pieternella Priem, uitgezocht en Els Rentmeester-de Haas van de familie Rentmeester. Dat is voor hen een heel karwei geweest en onmisbaar voor onderzoeken in familie-histories, compliment en dank hiervoor!
Nog een foto van de gezusters Priem nu zonder Pieternella maar met Maria. Het boek “Beveland, hart van Zeeland” van Jan J.B. Kuipers (ISBN 978 908 113 56 72) waarin een artikel over de familiefoto’s van Priem in de Molenweg te Ovezande geschreven is door een verre neef Peter de Jonge: “Mijn plekje….de Molenweg in Ovezande”.
Miep’s tante Adriana (ook wel Sjaan genoemd, is een dochter van Pieternella die met Eduard de Jonge naar Canada is geëmigreerd) vertelde haar over het “snoepwinkeltje” van “Moe Griete” ( tante Margaretha, zie foto’s boven en onder). Dat was tijdens de recessie, van rond de 30-er jaren voor WO2, een noodzakelijke bijverdienste op het inkomen. Mijn opa Rentmeester was een kleine zelfstandige landbouwer, werkte indien nodig ook in loondienst voor anderen en regelde er eventueel werk voor zijn kinderen, was herenkapper en -scheerder, verkocht melk aan huis (die ook door zijn dochtertje Pieternella al op zeer jonge leeftijd op Ovezande met een melkbus op een karretje “uitgeleurd” werd), kweekte gewassen / groenten voor de verkoop in het winkeltje etc. Alle beetjes hielpen om het gezin met 13 kinderen te kunnen onderhouden.
Links: Hoofdstraat 75 (2e woning van rechts), midden: mijn oma Margaretha Priem en mijn opa Marinus Lucas Rentmeester. Rechts: de familiefoto ca. 1935 met vlnr bovenste rij staand: Janus, Klazien, Gretha, Arjaan en Jan. Middelste rij: staand Nel (Pieternella), zittend Jane, Cees (mijn vader), Margaretha, Marinus Lucas, Mina en Bas. Voorste rij: Engel, Marietje en Rinus. Helemaal rechts een “blinde” van het winkelraam.
Mijn vader vertelde aan mijn zus Riet het volgende: Ome Janus (1917-1993) van bovenstaande foto heeft als kind spelend met lucifers de schuur met woonhuis in brand gestoken. Toen hebben Margaretha Priem met haar man Marinus L. Rentmeester en hun kinderen tijdens de herstelwerkzaamheden bij haar zus Pieternella Priem (gezin Sjef Uitterhoeve) in de schilderswinkel aan de Hoofdstraat 26 mogen inwonen. Familieleden hielpen elkaar in geval van moeilijke tijden.
Het winkeltje was van voor mijn tijd (ik ben van na WO2 en mijn oma is in 1941 gestorven) , wel heb ik de winkeldeurbel aan de voordeur op Hoofdstraat 75 in Ovezande nog gekend, een spiraalgewonden metalen band waar een klokmodel bel aan bevestigd was die ging rinkelen als de deur eronder door sleepte. Het winkeltje was een kleine ruimte (ca. 3,5 x 3,5 meter) gelijk links achter de voordeur, ze verkocht er zeep, soda, zout, suiker, stroop, melk, gort, meel, tuinproducten, erwten, bonen etc. en natuurlijk ook snoep zoals zelfgebakken Zeeuwse babbelaars (vandaar voor kinderen “het snoepwienkeltje” van moe Griete).
Ik ken nog wel een waargebeurde anekdote hierover: Rond 1930 waren er soms zigeuners met hun woonwagens op doortocht in Ovezande. Zo kwam op zekere dag een vrouw hiervan het winkeltje van mijn oma binnen met een emmer half onder haar mantel gestoken. Ze deed haar verzamelde boodschappen in de emmer en toen ze moest afrekenen zei ze dat ze haar portemonnee even uit de wagen moest halen, die was ze vergeten en zette de emmer op de toonbank. Maar ze kwam niet meer terug, de emmer bleek geen bodem te hebben en de boodschappen waren in haar mantel verdwenen…… De toenmalige veldwachter durfde er niet achteraan te gaan, hij was doodsbang van rondtrekkende lieden.
1923. Koninginnedag in Ovezande met ereboog in de Hoofdstraat tussen de protestantse lagere school en het schildersbedrijf op nr. 26. Miep’s opa Sjef Uitterhoeve (omcirkeld) met grote pet staat tussen een vrouw en een man in uniform rechts voor het rijtuig.
In 1962 verhuisde het gezin van Kees Uitterhoeve, waarvan Miep deel uitmaakte, vanuit Lewedorp naar Uithoorn in Noord-Holland en daarna naar Amsterdam. In 1977 is ze met een Amerikaan getrouwd en naar Amerika gegaan. In 2019 is ze nog in Zeeland geweest en heeft tijdens familiebezoeken het geboortehuis van haar vader in Ovezande en haar tante Annie (1924-2019, de toen nog enige en in leven zijnde jongste zus van haar vader) bezocht en gesproken. Tante Annie heeft de namen van de verschillende Priem-zusters op de foto’s aangegeven.
Op Ovezande en omstreken wonen nog veel nazaten van familie Priem, zo zijn er de bekende wielrenners Cees Priem, Cees Rentmeester en Cees Raas (Cera), de timmerfamilie / bouwbedrijf Jan Priem, Daan Priem en Jaap Priem, landbouwers etc. Toen ik enkele jaren geleden op een camping genaamd “International” in Zundert kwam, was de eigenaar ook een Priem en bleek afkomstig uit onze streek / Ovezande. Die familie-banden kom je in Zuid-Beveland dan ook vaak tegen.
1953 Familie Jaap Vermue met zijn vrouw Mathilde (rechtsvoor) omringt door familie en vrienden voor het vertrek naar naar Canada met een laatste afscheidsgroet op de boot….. Ze zijn daarna nog enkele keren naar Zeeland op familiebezoek geweest, de laatste keer voor mijn vader in 1966 (was een wens van mijn vader voor hij stierf).
Er zijn verschillende familieleden uit de familiefoto met “de Priem-boerderij in de Molenweg te Ovezande” door de slechte economie naar Amerika / Canada geëmigreerd. Zo ook de op de boerderijfoto afgebeelde grotere jongen Jaap Vermue (zoon van Clazina Priem). Met zijn vrouw Mathilde en hun kinderen vertrokken zij in 1953 naar Canada, ook de “koude oorlog” in Europa speelde hierbij een doorslaggevende rol. Ze hebben daar een nieuw bestaan opgebouwd en ik vermoed dat onze familieleden “over die grote plas” daar elkaar wel opzochten en over vroeger gepraat hebben zoals: die boerderij in “De Molenweg” te Ovezande….. ….daarom voor alle emigranten uit Ovezande:
“De hroeten uut Ovezande….!”
_____________________________________________________________
Ovezande verzamelt nostalgie…
Deel 2 Tekst: © Tom Rentmeester 2022
Plots ontdek je dat iemand uit Ovezande een bijzondere verzameling als hobby heeft en soms weet je het al langer maar vraag je je af hoe het er nu mee staat. In dit artikel een verzameling racefietsen met attributen uit de wielersport en postzegels uit alle landen.
De racefietsen-verzameling
André Hannewijk in zijn restauratie- en expositieruimte waar tientallen racefietsen met bijzondere verhalen staan opgesteld. Ook randartikelen zoals bidons, masseerolie, shirtjes, petjes, posters, reserveonderdelen etc. vind je hier terug. Alle getoonde foto’s van de fietsen zijn genomen in deze ruimte.
André Hannewijk te Ovezande verzamelt racefietsen van onder andere het merk “Cera”. De fabrikant hiervan is Cees* Raas, die in zijn jeugd naast de beoefening van de wielersport bij Ko Boonman in Ovezande voor zijn beroep de praktijkkant van het fietsenmakersvak leerde. Cees Raas specialiseerde zich verder in racefietsen en begon in 1968 voor zichzelf onder de naam “Cera-sport” in s‘-Heerenhoek met de bouw van de befaamde Cera-racefietsen. Bekende wielrenners met grote namen uit die tijd reden op een Cera zoals Cees* Rentmeester (geb. 1947), Cees Priem (geb. 1950) beiden uit Ovezande, Kees Bal uit Kwadendamme etc. (*soms schreef men de voornaam met een C of met een K).
De inwoners van Ovezande hadden in de 50-60-er jaren nog vaak veel onderlinge familiebanden. De wielrenners Cees Rentmeester uit Ovezande (woont nu in Goes: ofwel Kees van ome Bas, broer van mijn vader) en Cees Raas (woont in ‘s-Heerenhoek: is Kees van tante Jane, zus van mijn vader) zijn dus volle neven van elkaar en ook van mij. De eerste echte goede prof-racefiets van Kees Rentmeester was dan natuurlijk ook een “Cera”. Andere Zuid-Bevelandse fietsenbouwers, waarvan producten in de verzameling te zien zijn, waren o.a. Jaap Huiszoon uit Kloetinge en Wim de Wilde uit Oudelande.
Piet Rentmeester (1939-2017) uit Yerseke en Jo de Roo uit Schore waren destijds bekende voorbeelden voor vele jonge wielrenners. Trainen op de Zuid-Bevelandse dijken tegenin een flink harde wind en op een juiste fiets….daar kwam je ze tegen!
Zo’n vroege “Locomotief” racefiets waarop Jo de Roo reed. De bediening van de derailleur gaat nog via hendeltjes die op de onderbuis gemonteerd zijn (foto midden). De voorvork is naar de wielas sterk gebogen , in de jaren daarna wordt deze kromming steeds rechter. Rechts: vitrinekast met masseer-olie ed.
Vroege racefietsen van “Cera”, soms wordt de naam van de sponsor er nog op vermeld .
Bloed, zweet en tranen! Wielrennen is een serieuze harde en intensieve sport, zeer prestatie gericht vooral ook in teamverband. Een structureel zwaar trainingspatroon, een gezonde conditie en het te verwerven koersinzicht liggen hieraan ten grondslag. Deze strenge levenswijze legt ook beperkingen op: speciaal dieet, weinig of geen alcohol, niet roken, op tijd naar bed, onderzoeken / begeleiding van artsen etc. Kortom: discipline! De extra financiële en morele steun komen veelal van thuis en de supportersclubs. De bekendste Ovezandse prof-wielren-vedetten uit de 60-80er jaren waren Cees Rentmeester (geb. 1947, reed mee 1970 in de Ronde van Frankrijk en in 1971 ronde van Spanje etc.) en wat later Cees Priem (geb. 1950, in 1974 Nederlands Kampioen op de weg, reed mee in 1978 met de Ronde van Nederland, in 1980 de Ronde van Frankrijk etc., werd later TVM-ploegleider ). Cees Priem trainde destijds als wielrenner vaak samen met Jan Raas uit ‘s-Heerenhoek (zwager van Cees Raas / Cera) en zat met hem in de ploeg van Peter Post. In het het “Ovezandse Wieler- commitee” zat later o.a. Cees van den Dries (1944-2005) die soms ook zelf als liefhebber meereed in “de Ronde van Ovezande”. Cees Rentmeester en zijn broers maakten op wat oudere leeftijd jaarlijks hun racefietsronde met elkaar. Een mooie vorm van een sportieve gezinsreünie die ze lang met plezier hebben gedaan.
Kees Rentmeester en Cees Priem in hun jonge wielren-jaren. Rechts: vooruitgang in de jaren door nieuwe ontwikkelingen van de wielconstructie en frame.
In de verzameling zijn alle frames nog van staal gemaakt, wel is toen geprobeerd door de vorm met wanddikte en het afbouwmateriaal het gewicht minimaal te houden en toch de benodigde sterkte te behouden. De carbon-frames moesten immers nog ontwikkeld worden.
Een “Wimath”- racefiets gebouwd door Wim de Wilde en het betreffende logo . Rechts diverse shirts.
De gerestaureerde racefietsen, keurig naast elkaar geëxposeerd in de verzameling van André Hannewijk, ademen een sfeer uit de jaren ‘50-’80 en bij elkaar gebracht door “een gepassioneerde verzamelaar”…..
PS.: Ovezande had al eerder in de jaren 50 een dorpswielrenner: Willem Huizen (1932-2007, woonde in de Nieuwstraat 18), die als hij tijdens een koers voorop reed en er geen zin meer in had, gewoon afstapte. Die de van zijn supportersclub gekregen racefiets verkocht en het geld opmaakte, hij schakelde toen over naar de motorraces en zei met een lach: “Ik kom met de bloemenkrans van de race terug: rond mijn nek of op mijn kist….!”. Ja, Willem had wel humor!
Over het dopinggebruik ging in de jaren 60 de volgende anekdote / mop: er werd bij dopingcontroles geadviseerd vooraf een flesje urine van de partner verstopt mee te nemen zodat men dat ongemerkt kon overgieten als controlemonster. Zo gebeurde het na een koers in België dat de controlerende arts tot een mannelijke wielrenner zei: “Awel, gefeliciteerd met het resultaat: geen doping gevonden en gij zijt twee maanden zwanger!“
De postzegel-verzameling
De werktafel van postzegelverzamelaar Kees Koens, veel bakjes met zegels, een loep, een schaar, pincet en catalogi. De verzamelalbums worden keurig op volgorde gezet (alfabet, landen en werelddelen). Kees toont een geopend album waarin de zegels overzichtelijk, beschermd en genummerd op volgorde worden bewaard.
De eigenaren van echt kostbare collecties willen meestal geen publiciteit omdat dat verkeerde personen op gedachten zou kunnen brengen…. Gelukkig zijn er ook verzamelaars die niet alleen op een hoge investering selecteren maar meer uitgebreid op land, tijdvak, onderwerp, vorm, personen, techniek, gebeurtenis, kleur etc.
Kees Koens uit Ovezande is een oud-klasgenoot van mij. Voor zijn hobby is hij “filatelist” (postzegelverzamelaar), net als zijn broer Anton. Sinds zijn pensionering heeft hij meer tijd beschikbaar gekregen om zijn collectie uit te breiden en er van te genieten. Hij zegt dat Japan bijvoorbeeld, prachtig gekleurde en vormgegeven postzegels met redelijke prijzen heeft. Hij heeft veel buitenlandse connecties, vrienden en kennissen die hem regelmatig gebruikte postzegels sturen, zo kan hij de kosten en investering laag houden. Het gaat om het verzamelen, niet om te beleggen.
Ook de filatelie verenigingen, Kees is lid van “de Bevelanden” te Goes en “de Zeeuwse Delta ” te Middelburg, zijn belangrijke informatiebronnen met periodieke ruilbeurzen (1x per maand) om de collecties van nieuw materiaal te kunnen voorzien. Kees is op de filatelie veilingen / verkoopbeurzen de “presentator van de kavels” en zijn broer Anton de “veilingmeester”.
De 2 filatelistenverenigingen, jaarcatalogus 2020 nieuw uitgekomen postzegels en “Heritage” 2022.
Door deze verenigingen worden ook elke maand “doorgeefkistjes met postzegels “ onder de leden in circulatie gebracht, hieruit kunnen de leden eventueel zegels naar keuze kopen. Kees verzamelt postzegels uit alle werelddelen, de landen Oostenrijk, Zwitserland, Australië en Nieuw Zeeland zijn rijk vertegenwoordigd in zijn collectie waar hij volop van kan genieten.
Een greep uit zijn collectiemappen, rechts Oekraïne dat momenteel, maart 2022, zo zwaar onder vuur ligt…
“Ovezande verzamelt….” wordt vervolgd met deel 3.
___________________________________________________________________
Deel 1 Tekst: © Tom Rentmeester 2022
Omdat deze artikelreeks onder de kop “Geschiedenis” valt, zullen de beschreven verzamelingen meestal nostalgische items uit de vorige eeuw bevatten. Dit kunnen bij bepaalde periodes horende gebruiksvoorwerpen zijn zoals schrijfmachines, strijkijzers, gereedschappen, meetinstrumenten, fototoestellen, rijwielen, radio’s, televisies, grammofoons en bandrecorders, heiligenbeelden, wijwatervaatjes etc. Maar ook oude verzamelingen van postzegels, munten sigarenbandjes, merkenspeldjes, luciferdoosjes enz. Toon Koens vertelde mij dat hij een verzameling had van “oude petroleumstellen”……..
Zijn vader Frans Koens dreef, naast zijn transportbedrijf met vrachtwagen, ook een kolen- en oliehandel op de Groenendijk 55 in Ovezande. Hij bracht geregeld deze brandstoffen naar de klanten in Ovezande e.o., inclusief de leveranties van petroleum (Avia) voor de kookstellen die hierop werkten of de klanten kwamen zelf met de lege petroleumbus naar het bedrijf om deze te laten vullen. Toon en zijn broers zetten het transportbedrijf van hun vader voort. Inmiddels is Toon gepensioneerd en vervelen hoeft hij zich niet want hij heeft een prachtige hobby-verzameling opgebouwd!
Toon Koens met de verzameling van ruim 130 petroleumtoestellen in zijn “mancave” achter zijn woning.
Het “peteroliestel” werd in de 50-60er jaren nog vaak gebruikt, meestal om te sudderen van stoofvlees, garen van peertjes, het trekken van soep etc. Het stond dikwijls naast het normale kooktoestel (gas of elektrisch) in de keuken of in de bijkeuken vanwege de “stank”, want petroleum kan je goed ruiken….
De collectie van Toon staat keurig op boorden opgesteld, geëmailleerd en kleur bij kleur en soms soort bij soort en zoals bij iedere privécollectie, zit er een verhaal achter elk item. “Deze is van mijn oma geweest” vertelt hij, “en deze gietijzeren modellen zijn speciaal gezandstraald”. Er staat ook nog een gloednieuw model uit de winkel van Sjef Schuurman verkregen via diens dochter Jacqueline , nog met originele doos en vrachtbrief. Ze zijn allemaal gerestaureerd en soms voorzien van een klein gloeilampje achter het “kijkglas”. Als hij deze (kerstboom-)verlichting” laat branden, is het alsof de oliestellen echt aan staan….. en dat geeft in de avondschemer een extra gezellig sfeertje in zijn “privé museum”.
Een Esso en Gulf petroleumbus. “Peteroliestellen” in verschillende kleuren en formaten afkomstig uit diverse landen/streken. Een met rijke ornamenten uit gietijzer gevormd frame (zie foto onder bij de 4-pits).
Soms wordt er een item uit een andere verzameling / interesse van Toon tussen gezet zoals een miniatuur vrachtwagentje, Daf emblemen en elektrisch schakelmateriaal uit bakeliet of porselein voor de afwisseling. Ik weet zelf uit ervaring welke voldoening een verzameling biedt als je er op je gemak heerlijk genietend lang naar kunt kijken….
.Olielampjes, een 4-pits peteroliestel (extra capaciteit) en rechts de twee pronkstukken in zijn woonkamer waarvan links de oudste uit ca. 1900.
Zijn “topstukken” staan in de woonkamer geëxposeerd en hij kan deze eventueel tijdelijk weer omruilen met andere modellen uit zijn collectie voor de afwisseling. Het meest rechtse model (foto boven) in messing heeft een bijpassende koffiepot en kan op een warmhoud-functie worden ingesteld.
Tegenwoordig heeft men elektrische koffiezetapparaten die praktisch geheel automatisch diverse soorten koffie kunnen zetten op verschillende wijzen. In de 50-60er jaren was het koffiezetten een punctuele ceremonie: het water werd in een (fluit-)ketel aan de kook gebracht en op de koffiepot stond een filter waarin de gemalen koffie werd geschept met een klein lepeltje Buisman en een snufje zout. Hierop werd het hete water voorzichtig en met tussenpozen opgegoten tot er voldoende in de kan zat. Rita Corrita zong er over in de 50’s : “Koffie, koffie, lekker bakkie koffie, jongens wie lust er een kop….”. Voor een bakje koffie kun je in Ovezande ook naar het “Koffiepottenmuseum” annex B&B in “de Witte Hoeve” in de Bloemenstraat bij Wicki:
Wicki vertelt: Eigenlijk is het museumpje begonnen als een aardigheidje. Om de bezoekers van het terras het binnen naar de zin te maken zijn we begonnen met het decoreren van de voorste ruimte in de schuur. De aanvang is in 2001 gemaakt met wat potten op een groene kast.
Diverse gasten vroegen of we nog een oud potje van ze wilden hebben, anders zouden ze het toch maar in de afvalbak doen. Ze namen ze mee en het eerste jaar was het aantal al tot 100 gegroeid. De groene kast was al snel vol en de eerste boorden ook. De volgende boorden vulden zich ook in rap tempo en menigeen meende al “het moet niet gekker worden”.
Het ging natuurlijk wel van kwaad tot erger. Er kwamen steeds meer boorden. Zelf dragen we er ook ons steentje aan bij door op rommelmarkten en beurzen potten en ander serviesgoed aan te schaffen. Er is een stuk van de schuur bijgekomen omdat het voorste gedeelte geheel vol stond. We kunnen nu zeker van een grote verzameling spreken. Meer dan 1700 koffie- en theepotten alleen al en dan nog complete serviezen, vele soepterrines, botervlootjes etc. De meeste exemplaren zijn in Duitsland geproduceerd, daar is van oudsher een traditie op dit gebied.
Mijn verzameling oude elektrische meetinstrumenten. (items uit collectie auteur)
Oude elektromechanische meetinstrumenten vlnr.: Ampère- en voltmeter uit 1932 en twee galvanometers. Rechts buizentester om de werking van radio-tv-lampen te testen ca. 1955
Naast mijn radio-tv-collectie (ca. 100 items) bezit ik ook een verzameling van elektrische meetinstrumenten. De bovenstaande meters met ronde messingrand vond ik in de schrootbak op scheepswerf de Schelde in Vlissingen tijdens mijn UTS-stage in 1965. Ze zagen er niet uit, ik mocht ze meenemen en heb ze thuis gerestaureerd. De galvanometers ernaast zijn uit ongeveer dezelfde tijd en kwamen uit een technische school.
1999 De instrumenten in een demonstratieopstelling tijdens de interne cursus “verlichtingstechniek” welke ik gaf aan de medewerkers van de fabrikant Lighting Partner in Goes. Zo’n mooie opstelling motiveert….!
Oude Philips Buisvoltmeters uit de 50er jaren voor het meten in de elektronica (radio-tv), rechts de Philips oscilloscoop GM5650 (1956) waarmee ik op school heb leren meten (zie foto onder).
De meetinstrumenten staan in de verzameling gebruiksklaar geschakeld in mijn hobby-werkplaats en worden nog regelmatig ingezet voor onderhoud van de collectie radio en-televisie:
1963 UTS elektronica met GM5650. Rechts: deel van mijn Philips GM-serie meetinstrumenten uit de 50’s.
(wordt vervolgd).
____________________________________________________________________
Saamhorigheid in Ovezande
Tijdens en na de oorlog WO2 © tekst door: Tom Rentmeester 2022
Tijdens de mobilisatie 25 maart 1940 in Westkapelle. Rechtsvoor mijn vader , korporaal Cees Rentmeester uit Ovezande reg. 2-III-38RI, die leiding gaf aan een groepje soldaten waaronder tijdens de Duitse invasie ook zwaargewonden en doden zijn gevallen (o.a. Teunis Schot, rechts achter mijn vader).
Als ik met Ovezandse bejaarden spreek, komt het gesprek er vaak op neer dat de sociale “oude dorpse mentaliteit” van vroeger door de huidige harde maatschappij praktisch is verdwenen. Wat mij juist zo bijzonder is bijgebleven uit mijn jeugd is die “saamhorigheid” van vlak na de 2e wereldoorlog in Ovezande en de vraag waarop deze dan wel gebaseerd was, het blijkt een optelsom van een aantal factoren te zijn:
1. Zuid-Bevelandse klederdracht en plaatselijk dialect , binding met elkaar en gelijkheid
2. Familiebanden, behulpzaamheid en sociale omgang, steun voor medebewoners met tegenslag of in armoede
3. Onderlinge samenwerking, de wederopbouw en verenigingen binnen het dorp.
4. Beslotenheid van het dorp en de economische belangen en afhankelijkheid van elkaar.
5. Het geloof, zowel Katholiek als Protestants, en hierin de overlevingskracht te kunnen vinden in moeilijke tijden zoals de oorlog 1940-‘45 (WO2) en de watersnoodramp.
Punt 1 t/m 4 zijn al deels in mijn eerdere artikelen besproken, punt 5 (WO2) is een zwaar beladen en zeer belangrijk onderwerp voor de saamhorigheid tijdens en kort na de oorlog:
De 2e wereldoorlog. De algehele mobilisatie in Nederland begon op 24-8-1939, alle lichtingen in Nederland vanaf 1924 t/m 1939 (240.000 man) kwamen onder de wapenen. Mijn vader was ca. 9 jaar eerder onder militaire dienst geweest in Bergen op zoom en werd nu naar Westkapelle opgeroepen om getraind te worden voor de verdediging van de kust in Walcheren tijdens de dreigende Duitse invasie. Toen op 10 mei 1940 de Duitsers vanuit het oosten ons land binnenvielen werden de soldaten van de artillerie-eenheden (RA) en infanterie (RI) 1 en 2-III-38RI uit Westkapelle naar de “kanaalstelling” bij Kruiningen gestuurd om de vijand bij het kanaal door ZB tegen te houden en zo te voorkomen dat de Sloedam door de Duitsers bereikt zou worden.
Oproep aan de bevolking door de Nederlandse regering 10 mei 1940. De onklaar gemaakte brug bij Vlake.
De overweldigende invasie door de Duitsers verpletterde de vrede en toekomstidealen van de bevolking in één klap. De noodgedwongen capitulatie, van Nederland op 20 mei, liet de agressieve aanvallen en bombardementen door de Duitse bezetters wel plaatselijk stoppen, maar in Zeeland ging het nog een week door omdat de daar gelegerde Franse regimenten tegenstonden dat Middelburg en Vlissingen zouden worden ingenomen en de Duitsers de Schelde met de belangrijke haven van Antwerpen strategisch zouden gaan beheersen. De Sloedam vormde het criterium voor de verdediging van Walcheren.
De doortrekkende Franse troepen riepen met de dood in hun ogen naar de ZB-bevolking “Priez pour nous!” Kaartje van mijn vader naar moeder met “blijf veel bidden”, gedateerd op 12 mei vlak voor de strijd tegen de Duitse invasie. Het geloof was de strohalm die men vastgreep om deze strijd te kunnen overleven.
De Duitse aanval vanuit het oosten op Nederland begon 10 mei 1940 en de “voor-verkennende” vliegtuigen (Messerschmitts) met mitrailleurs beschoten de Nederlandse stellingen. Hierbij werd op 13 mei soldaat Teunis Schot bij Schore dodelijk getroffen. De optrekkende grote Duitse legereenheden (de “SS Standarte Deutschland” olv. Standartenfuehrer Felix Steiner), bereikten Zuid-Beveland op 15 mei om 8:00 uur met het doel via Goes, de Sloedam over te trekken naar Middelburg en zo Walcheren te bezetten De kanaalstelling” en de noord-kust van Zuid-Beveland t/m de Sloedam werden door Franse legereenheden verdedigd. Na de “Bathstelling” kwamen de Duitsers in het onderwater gelopen (geïnundeerd) deel van de “Zanddijkstelling” bij de Tholseindsche Dijk waar de Nederlandse soldaten van het 1-III-38RI en 2-III-38RI waren opgesteld. Commandant van het regiment 38, H. de Groot, gaf bevel te vuren en dit werd onmiddellijk door de Duitsers beantwoord. De Luftwaffe begon de Zanddijkstelling te bombarderen waarbij sergeant A.N. Westdijk dodelijk werd getroffen (in de nabijheid van mijn vader). De Duitse overmacht dwong de Nederlandse soldaten via de kanaalstelling links van het Kanaal door Zuid-Beveland terug te trekken richting Kapelle, schuilend onder heggen en in sloten voor de helse bombardementen en met mitrailleurs schietende Duitse vliegtuigen.
Links de Duitse invasie (rood) van 14 tot 17 mei 1940. Rechts: Teunis Schot met zijn verloofde Gre in de zomer van 1939 (staat op de groepsfoto uit 1939 bovenaan vlak achter mijn vader).Hij werd op 13 mei 1940 geraakt door mitrailleurvuur uit een Duits Messerschmitt vliegtuig bij Schore en overleed hieraan in het Sint Joannaziekenhuis te Goes (foto uit “De luchtoorlog boven Zuid-Beveland”).
Kaart Zuid-Beveland 16 mei 1940 Geel = verdediging Kanaalstelling Frans leger. Blauw = Nederlands leger. Groen = de van oost naar west optrekkende Duitse invasie. Bij Kapelle liggen de Nederlandse soldaten (blauwe lijn) omsingeld en worden beschoten door de grote overmacht van de Duitsers (groene cirkel). Linkse rode stip = Ovezande waar mijn vader nog bij z’n ouders inwoonde en na afloop te voet naar toe liep. Rechts: Duitse aanval tussen Wemeldinge en de Postbrug met Maschinengewehr 34 (900 p/min).
“Wie in de vuurlinie lag tijdens de bombardementen, heeft doodsangsten doorstaan”. Mijn vader heeft daar een trauma (tegenwoordig heet dat “PTSS”) voor zijn verder leven aan overgehouden. Er vielen doden en zwaar gewonden in zijn directe nabijheid, ook in een sloot en onder een haag waar hij en zijn medesoldaten dekking hadden gezocht. Later op zijn sterfbed (1966), tijdens zijn doodstrijd onder verdoving van morfine, heeft hij dat allemaal nog eens herbeleefd. Hij heeft er met ons (zijn kinderen) nooit over gepraat, blijkbaar zijn manier om het enigszins te kunnen vergeten en daardoor zijn blik alleen op de toekomst te vestigen. Mijn moeder wist het natuurlijk wel en vertelde ons later hierover: “De oorlog heeft veel herinneringen achtergelaten. Tussen Kruiningen en het kanaal door ZB lag Kees met zijn kameraden in een vuurlinie. Ze konden met z’n allen onder een haag bij een sloot wegduiken toen de moffen overkwamen. De kogels kwamen overal naast hen neer. Westdijk werd dodelijk getroffen. Het moet afschuwelijk geweest zijn, om iemand naast je te zien sterven. Kees heeft veel angst gehad en op zijn sterfbed dit allemaal nog een keer moeten beleven, wat was dat verschrikkelijk…”.
Tijdens de oorlog werden ook Ovezandse mannen (waaronder de 17-jarige bakker Jaap Remijn) voor de “Arbeits Einsatz” naar Duitsland gedeporteerd. Sommigen doken in het geheim onder bij bekenden. Hierbij namen de onderdakverleners grote risico’s en in geval van ontdekking volgden er represailles voor de hele familie, dat boezemde veel angst in. In diverse woningen te Ovezande en omgeving hadden de bewoners een of meerdere onderduikers opgenomen. De bevolking werd ingezet voor gedwongen werkzaamheden voor de Duitsers zoals het bouwen van bunkers, versperringen ed. en er werden Duitse soldaten voor kost en inwoning bij particulieren ondergebracht.
Mijn ouders zijn in juni 1940 getrouwd en in Kwadendamme gaan wonen. Ze namen een onderduiker “Gerrit” uit Limburg in huis. Toen mijn vaders broer Engel een onderduikadres zocht moest Gerrit naar “de Watertoren” bij Oudelande verhuizen, want familie ging voor. Vlak voor de bevrijding is Gerrit daar nog door een granaatscherf getroffen, zijn buik was opengereten en hij is er onder erbarmelijke pijnen overleden. Hij werd, op het Ovezandse RK-kerkhof, in een graf met een eenvoudig wit houten kruis begraven (ik heb dat graf in mijn jeugd nog gezien). Mijn ouders zijn na de bevrijding naar zijn familie in Limburg afgereisd om het ook daar te kunnen afsluiten.
Tijdens de oorlog waren levensmiddelen op de bon en braken er ziektes (tbc, difterie, polio ed.) uit die vele levens opeisten. Ook in mijn familie (een broer en een zus van mijn moeder) en van mijn vrouw (haar oudste zus Suzan Geus 1940-1944). Tijdens de uitvaart van het kind viel een bom op het dak van de RK-kerk in Ovezande en moest er dekking worden gezocht. De uitvaart werd hierdoor tot een andere dag uitgesteld.
De bevrijding eind 1944 werd in Ovezande ook op straat met veel vreugde gevierd. Mijn moeder zei hierover: “Ik hoorde ineens Engels praten naast ons huis en de buren riepen “We zijn bevrijd! ” Iedereen danste in een kring en zong de “Hokypoky” (een lied door de Engelsen geïntroduceerd), wat waren we blij”. De verhuizing eind 1944 van mijn ouders van Kwadendamme naar Dreef 1 in Ovezande werd met paard en wagen door Pier Menheere gedaan. Het had zo lang geduurd omdat de Duitsers zich de woning hadden toegeëigend. Toen ze daar aankwamen zagen ze wat voor bende deze hadden achtergelaten, het interieur was vernield en de trap helemaal uitgeheuld door de zware “kloefers” (legerlaarzen). Aan het eind van de oorlog is er nog een bom op dit huis gevallen. “We hadden wel dood kunnen zijn” concludeerde onze moeder, “boven de alkoof zat daardoor een groot gat in het dak. Rietje was toen net geboren (15 jan. 1945), ze heeft het wat koud gehad ’t “erme misje” (arme meisje), het regende en waaide gewoon naar binnen…..”.
Even als in geheel Nederland waren er tijdens de oorlog de meeste mensen “anti-Duits” (verzet) en enkelen “pro-Duits” (meestal met mooie beloftes overgehaald). In het Fort te Ellewoutsdijk werden de NSB-ers en de tijdens de oorlog sterk pro-Duits gezinden gevangen gezet ter berechting (tribunaal). De kapelaan van Ovezande reed dagelijks op zijn motor naar het Fort in Ellewoutsdijk om geestelijke bijstand aan de gevangenen te verlenen. In de kerk werd aan de gelovigen nadrukkelijk verzocht deze mensen (onze naasten) te vergeven om weer een nieuwe toekomst voor zichzelf en hun kinderen te kunnen opbouwen. De herdenkingen van de oorlog WO2 worden jaarlijks op 4 mei “dodenherdenking” en 5 mei “Bevrijdingsdag” door het hele land met veel respect gevierd ook door de “Oranje Vereniging” in Ovezande…, het dorp waar de inwoners gezamenlijk “hand in hand” de oorlog doorstonden met één wens :
“Nooit geen oorlog meer!”.
De stem 29-april-1946. “Het Bevrijdingsspel” van kapelaan Loerakker uitgevoerd 4-mei-1946 op de Stenge-weide van P. de Jonge-Vette (rechts van de Witte Hoeve).